| |
| |
| |
Klemtoonverschuiving
Is het Nederlands een ‘hangmat’-taal?
Mieke Trommelen - Onderzoeksinstituut voor Taal en Spraak, Rijksuniversiteit Utrecht Ellis Visch - Vakgroep Algemene Taalwetenschap, Rijksuniversiteit Leiden
De verschuiving van klemtonen in woorden kan de gemoederen van Onze-Taallezers danig verhitten. Ingezonden brieven over ‘deze taalverloedering’ gericht aan Onze Taal of gepubliceerd in dagbladen zijn geen uitzondering. Twee taalkundigen deden onderzoek naar klemtoonverschuiving: zij zochten (en vonden) een verklaring voor een deel van de klemtoonveranderingen. In die gevallen past de taalgebruiker een klemtoonregel (het ‘hangmat-effect’) nauwgezet toe en ‘valt het met de verloedering nogal mee’. Drie lezers van Onze Taal zetten hún opvatting over klemtoonverschuiving tegenover deze wetenschappelijke analyse.
Het Nederlands is een klemtoontaal. Dit betekent, weten we al meer dan een halve eeuw, onder meer het volgende. Woorden hebben precies één hoofdklemtoon: húis, jalóers, paragráaf, gorgonzóla, Paramáribo. De aanwezigheid van bijklemtoon hangt af van de lengte van een woord: als een woord lang genoeg is, dan valt, ruwweg, de bijklemtoon (hier aangegeven met een ') op iedere tweede lettergreep (links of rechts) van de hoofdklemtoon: dus geen bijklemtoon in húis en jalóers, wel in pàragráaf, gòrgonzóla en Pàramáribò. De lezer kan dit voor zichzelf nagaan: het is in het algemeen zo dat onbeklemtoonde lettergrepen uitgesproken kunnen worden als de ‘stomme vocaal’ sjwa (weergegeven met ə): jəlóers, pàrəgráaf, gòrgənzóla, pàrəmárəbò. Het kost soms een beetje moeite, maar het kan! Daarentegen zijn uitspraken als pəragráaf of gərgonzóla uitgesloten.
Het is niet onze bedoeling hier uit te leggen hoe de hoofdklemtoon in een woord op de goede lettergreep terechtkomt (hoewel daarvoor wel regels beschikbaar zijn); we gaan er gewoon van uit dat hij ligt waar hij ligt.
Met de regelmaat van de klok verschijnen er in kranten ingezonden brieven waarin ergernis uitgedrukt wordt over de verloedering van de Nederlandse klemtoon, met name in de media. We citeren bijvoorbeeld uit een ingezonden brief in de Volkskrant van 13 april 1991:
‘Er is een nieuwe trend in de spreektaal: het verschuiven van de klemtoon naar de eerste lettergreep.’
De briefschrijver geeft voorbeelden als légendarisch, cóntinu, uíteraard, tévergeefs, pólitiek, télefonisch, enzovoort, en concludeert:
‘Denken spiegelt zich in de taal. Men denkt niet meer, maar kletst maar een eind weg. Daarom dus die nadruk op de eerste lettergreep. Dan is men eigenlijk al in hoofdzaak van het woord af.’
De observatie van deze briefschrijver dat de klemtoon verschuift naar de eerste lettergreep is juist, maar met de verloedering valt het nogal mee. Wij willen laten zien dat de gebruiker van de Nederlandse taal eigenlijk niets anders doet dan de klemtoonprincipes in de taal nauwgezet toepassen. Onze inleidende opmerkingen over de positie van hoofd- en bijklemtoon kunnen dienen als achtergrond voor een verklaring van de verschuivingen.
| |
● Links- of rechtsom
Woorden kunnen in het Nederlands samengevoegd worden tot grotere eenheden. Bijvoorbeeld door het combineren van twee (of meer) bestaande woorden tot een (samengesteld) nieuw woord, zoals strijk-ijzer, ik-gevoel, zin-speel, gast-vrij, waterdicht, boven-op, enzovoort (die de woordsoorten naamwoord, werkwoord, bijvoeglijk naamwoord en voorzetsel in zich hebben). Woorden kunnen ook samenkomen in zogenaamde frases, dat wil zeggen, zinnen of ‘stukjes van een zin’. Voorbeelden van frases zijn Piets auto, Riet verft, zwart paard. Ook eigennamen - en dit in de ruime zin des woords - zoals Ruud Lubbers of prins Claus worden tot de frases gerekend.
Samenstellingen en frases hebben ieder ook een eigen klemtoonpatroon. Om met de laatste te beginnen: in een frase ligt de klemtoon achteraan. Ieder woord in een frase heeft z'n eigen hoofdklemtoon, en van al die hoofdklemtonen wordt de meest rechtse gepromoveerd tot hoofdklemtoon van de frase; of, anders gezegd, alle woord-hoofdklemtonen worden bijklemtoon in een frase, behalve de laatste. Schematisch speelt zich dus het volgende af:
Píet, áuto |
-> |
Pìets áuto |
Rúud, Lúbbers |
-> |
Rùud Lúbbers |
Ook van de hoofdklemtonen binnen een samenstelling wordt er een gepromoveerd tot de hoofdklemtoon van de hele samenstelling. Bij samenstellingen met naamwoorden en werkwoorden is dat het linker woord (zie de voorbeelden 1 en 2), bij samenstellingen met bijvoeglijke naamwoorden en voorzetsels het rechter woord (zie de voorbeelden 3 en 4):
1 |
stríjk, íjzer |
-> |
stríjk-ìjzer |
2 |
zín, spéel |
-> |
zín-spèel |
3 |
gást, vríj |
-> |
gàst-vríj |
4 |
bóven, óp |
-> |
bòven-óp |
Het principe is duidelijk: woorden komen met hun eigen woordklemtoon samen in een frase of samenstelling. In zo'n frase of samenstelling wordt één bepaalde woordklemtoon gepromoveerd tot de hoofdklemtoon van het geheel, en alle andere woordklemtonen worden gedegradeerd tot bijklemtonen.
| |
● Het hangmat-effect
Maar bovenstaande voorbeelden zijn redelijk simpel. Het zijn frases of samenstellingen bestaande uit twee
| |
| |
woorden die zelf bestaan uit maar een of twee lettergrepen. Zouden we ze langer maken, dan gelden nog steeds de regels van frase- en samenstellingsklemtoon, maar treedt er eveneens een bijkomend effect op: de bijklemtoon op het meest linkse woord in een frase, bijvoeglijke samenstelling en voorzetselsamenstelling is ‘iets prominenter’ dan de bijklemtonen elders. Hetzelfde geldt voor de bij klemtoon op het meest rechtse woord in een naamwoordelijke of werkwoordelijke samenstelling. De volgende voorbeelden geven aan wat we bedoelen (we geven deze iets sterkere bij klemtoon aan met het bij klemtoonteken op een vetgedrukte lettergreep):
óud, zwárt, páard -> òud zwàrt páard -> òud zwàrt páard
Ríet, vérft, Píet, áuto -> Rìet vèrft Pìets áuto -> Rìet vèrft Pìets áuto
prént, bríef káart -> prént-brìef-kàart -> prént-brìef-kàart
bád, hánd, dóek, lús -> bád-hànd-dòeklùs -> bád-hànd-dòek-lùs
Dit wordt in de literatuur wel ‘het hangmat-effect’ genoemd. Precies aan de andere kant dan waar de hoofdklemtoon ligt, is de bijklemtoon sterker dan de overige bijklemtonen. Dit hangmat-effect treedt ook op binnen een woord als er meer dan één bijklemtoon aanwezig is: ònomàtopée, èncyclòpedíe.
Het principe is dus als volgt: woorden hebben hun eigen hoofdklemtoon en bijklemtonen. Frases en samenstellingen hebben ook een bepaalde totaalhoofdklemtoon en bijklemtonen. En van alle bijklemtonen wordt diegene die het verst van de hoofdklemtoon af ligt, iets prominenter dan de andere: er ontstaat een ‘hangmat’.
Nu gaan we de zaak nog ingewikkelder maken. Als we bijvoorbeeld een samenstelling in een frase plaatsen, zien we het volgende:
gást, vríj -> gàst-vríj -> gàst-vríj, húis -> gàst-vrìj húis -> gàst-vrìj húis schát, ríjk -> schàt-ríjk -> schàt-ríjk, mán -> schàt-rìjk mán -> schàt-rìjk mán
(‘hangmat’ links)
Wat hier gebeurt, is precies wat de klemtoonregels moeten doen: twee woorden, ieder met eigen woordklemtoon, komen samen in een bijvoeglijke samenstelling; de samenstellings-
| |
Klemtoonverschillen
W. van der Kraan - leraar klassieke talen, Drempt
In verreweg de meeste gevallen bestaat er geen twijfel over de plaats van de klemtoon in Nederlandse woorden. Wel zijn er een paar woorden die variatie toelaten, zoals klimop, komaf, monddood en poeha, maar dat zijn uitzonderingen.
We streven er allemaal naar het accent daar te leggen waar het hoort, want in het sociaal verkeer luistert dat nauw. Wie het in bepaalde kringen heeft over normalíter en catalógus, beperkt de eigen carrièremogelijkheden aanzienlijk.
Toch zijn er ook binnen het ‘beschaafde’ Nederlands klemtoonverschillen die het signaleren waard zijn. Hier zijn wat voorbeelden daarvan:
- aanhoren Sommigen zeggen aanhóren, en dat zijn naar mijn ervaring meestal mensen met een katholieke afkomst. Een zin als ‘Heer, aanhóór mijn gebed’ valt in die kerk vaak te beluisteren.
- overleggen De klemtoon belandt steeds vaker op de eerste lettergreep, ook als het bedoelde werkwoord overléggen is en niet óverleggen. Wellicht gebeurt dit naar analogie van woorden als overtocht, overloop en overspel. Het werkwoord óverleggen heeft zich inmiddels veelvuldig meester gemaakt van het voltooid deelwoord van overléggen (‘Wij hebben de stukken aan de rechter overlegd’).
- vagina In het Latijnse woord ligt de klemtoon op de tweede lettergreep. Nederlanders leggen hem meestal op de eerste, op een enkele eigenzinnige gynaecoloog na. Onder invloed van página? Komisch is in elk geval de hypercorrecte uitspraak pagína.
- Orion Ook oorspronkelijk Griekse benamingen zien vaak hun klemtoon verhuizen. Orion (sterrenbeeld, vliegtuigtype) kreeg zo de nadruk op de eerste lettergreep. Maar praten Nederlanders Engels, dan zeggen ze weer Oríon.
- dementie We spreken van cleméntie, peniténtie en deténtie, en toch zeggen we meestal dementíe. Aan het corresponderende Franse woord ligt het niet, want dat is démence. Waaraan dan wel? Mijn veronderstelling is dat de oorzaak ligt in de uitspraak van het oorspronkelijk Franse woord dementi, in de diplomatie gebruikt voor logenstraffing van onjuiste of onwelgevallige beweringen. Maar ik geef deze verklaring graag voor een betere.
| |
Klemtonen
G. Roelfsema - leraar Engels meao, Lekkerkerk
De klemtoon speelt een doorslaggevende rol in de ontwikkeling van een taal. Het hedendaagse dagblad wordt krant genoemd naar het meer prominente gedeelte in de uitspraak van nouvelles courantes; blijkbaar met voorbijzien aan de betekenis.
Sprekers in het openbaar hebben tegenwoordig de neiging de klemtoon zover mogelijk naar voren te halen, vooral in ontleningen: índirect, pósitief, kwáliteit, ínternationaal, cóllectief, cátastrofaal, óvationeel, próminent, tráditioneel, íllustratief, enz. En van de weeromstuit krijgen ook meer alledaagse woorden primair accent: tégenstrijdig, pérsoneel, óppervlakkig, ónderweg, régelmatig, óverzeese. Zijn wij getuige van een klemtoonverschuiving, zoals de Engelse taal een ‘vowel shift’ heeft beleefd? Gaat binnenkort door het accent vooraan het verschil in de uitgangen -iën en -ieën (oliën/fobieën) ook verdwijnen?
Ook wat de zinsaccenten betreft, zijn er dagelijks ongebruikelijke variaties te beluisteren. Op alle stations wordt omgeroepen dat ‘de heer A wordt verzocht zich naar B te begeven’, ‘dat trein C is binnengekomen op baanvak D’ (alsof deze gebeurtenis eerst ontkend was!). Hoe komt het toch dat zoveel mensen in communicatie op afstand onbewust in hun uitingen zulke merkwaardige klemtonen leggen?
Zulke verschijnselen beschouwen als modevormen is te gemakkelijk. Mode wordt immers aangekondigd, voorgeschreven en overgenomen door ieder die niet achterlijk wil lijken. Daarentegen zal degene die erop wordt gewezen dat de uitspraak tot dusver modiéús was, zich afvragen of módieus zeggen niet wat voorlijk is zolang niet ook de anderen dit doen.
| |
| |
klemtoon komt dus achteraan, en de klemtoon van het eerste woord wordt bijklemtoon. Deze samenstelling wordt ingebed in een frase, door toevoeging van húis of mán (ieder met z'n eigen woordklemtoon). Fraseklemtoon geeft het laatste woord de hoofdklemtoon van de frase, en alle andere klemtonen worden bijklemtoon. Het ‘hangmat-effect’ treedt op, en het meest linkse woord van de samenstelling (gast, schat) wordt iets prominenter dan z'n rechter buurman (vrij, rijk) beklemtoond.
Het effect van de werking van alle genoemde klemtoonregels is verrassend: de zwakke broers van de samenstellingen gastvrij en schatrijk worden sterk en de sterke broers worden zwak.
Anders gezegd, de oorspronkelijke hoofdklemtoon in de samenstellingen gàst-vríj en schàt-ríjk in isolatie is, wanneer ze zijn ingebed in frases, minder prominent dan de oorspronkelijke bijklemtoon: de oorspronkelijk sterkste eindigt als allerzwakste.
| |
● Bron van ellende
Dit zelfde effect is te zien in wat langere woorden die zelf eigen bij klemtoon hebben wanneer ze worden ingebed in een grotere eenheid. We geven weer wat voorbeelden van zulke langere woorden in een frase of samenstelling:
pòlitíek -> pòlitíek, léider -> pòlitìek léider -> pòlitìek léider
kòningín -> kòningín, Émma ->kòningìn Émma -> kòningìn Émma (‘hangmat’ links)
hóspitàal -> véld, hóspitàal ->véldhòspitàal -> véldhòspitàal márathòn -> stránd, márathòn ->strándmàrathòn -> strándmàrathòn (‘hangmat’ rechts)
In de eerste twee voorbeelden heeft het eerste woord steeds eindklemtoon en ligt de bijklemtoon vooraan. Het hangmat-effect zorgt ervoor dat, ingebed in een frase, de bijklemtoon in de eerste woorden sterker wordt dan de oorspronkelijke hoofdklemtoon van die woorden. De laatste twee voorbeelden hebben hoofdklemtoon vooraan en bijklemtoon achteraan. De hangmat werkt hier de andere kant op en, ingebed in een samenstelling, wordt de bijklemtoon achteraan sterker dan de oorspronkelijke hoofdklemtoon.
Een voorbeeld als strándmàrathòn illustreert het hangmat-effect overduidelijk als we het zetten naast bijvoorbeeld bóntcàpuchòn: de samenstellingen hebben dezelfde ‘klemtooncontour’ (ze ‘rijmen’ wat klemtoon betreft), terwijl de rechter woorden in isolatie absoluut niet ‘rijmen’: márathòn met hoofdklemtoon vooraan versus càpuchón met hoofdklemtoon achteraan. Het hangmat-effect is verantwoordelijk voor het feit dat màrathòn in strándmàrathòn een soort eindklemtoon heeft, terwijl dat bij het woord in isolatie niet zo is. Anders gezegd, het hangmateffect zorgt ervoor dat de hoofd- en bijklemtoon van een ‘los’ woord precies omgekeerd ligt als zo'n woord wordt ingebed in een groter geheel.
En dit vormt de bron van de ellende: luisteraars ‘horen’ het hangmat-effect, maar interpreteren dit niet in een hangmat-context; ergo, concluderen ze, de woordklemtoon is incorrect.
Even terugkomend op de voorbeelden die genoemd werden in de ingezonden brief aan de Volkskrant: onze voorspelling is dat de daar genoemde woorden, zoals légendarisch of cóntinu, niet in isolatie zo zijn uitgesproken, maar in frases als lègendàrisch féit of còntinù zón. We ‘kletsen’ dus hele-
| |
Verschuivende klemtonen
Mr. R.W. Asser - Amstelveen
Al vele jaren kunnen we horen en lezen dat sprekers en schrijvers het werkwoord óverleggen vervangen door overléggen, en áánhoren door aanhóren. Naar het mij voorkomt (vóórkomt), komen deze klemtoonverschuivingen nu veel voor - daarbij gaat het dan om werkwoorden die met een voorzetsel zijn samengesteld. Mijn laatste vondst: ‘Wil je proberen deze tegenstander te overhálen?’
Het lijkt erop dat de klemtoonverschuivingen vooral doordringen bij tegenwoordige deelwoorden. Bij die werkwoordsvorm is de verschuiving de enige verandering. Die valt niet zo op en daardoor kan het verschijnsel als geheel vrijwel onopgemerkt in onze uitspraakgewoonten insluipen. En zo horen we dus dat Ajax aanvállend speelde, dat het orkest nu aanslúítend van dezelfde componist de tweede symfonie zal spelen, dat de regering een aanvúllende begrotingspost voorstelt, dat de afwáchtende houding van de dokter de patiënt verontrust, en dat een langdurig applaus de uitvóérenden beloonde. Al deze nieuwigheden vallen bij het áánhoren (mijn uitspraak) van de radio velen waarschijnlijk niet meer op.
Nog een voorbeeld uit een recente radio-uitzending: ‘... veel voorkómende criminaliteit...’ Ik verheug me nu al op de kennismaking met een voorkómende crimineel (die intussen wel moet weten dat het kan voorkomen dat je met zo'n voorkomen niet kunt voorkomen dat je moet voorkomen).
Kan zo'n ontwikkeling kwaad? De aantasting van verleden deelwoorden (overlegd, aanhoord) door analogie of contaminatie is kennelijk een onafwendbaar gevolg, al zal dit bij sterke werkwoorden niet gauw gebeuren. Krijgen we straks ook: heb je die overgehaalde lastpost overhááld om nu eens wat meegaander te zijn?
Vervelend is het natuurlijk als twee verschillende werkwoorden zoals overléggen en óverleggen niet meer onderscheiden worden. ‘Met zijn uitstekende oren stond zijn nieuwe muts hem toch uitstekend.’ Kan zo'n zin zonder accenttekens nog goed gelezen worden als we klemtonen achteloos laten zwerven?
| |
| |
maal niet ‘maar een eind weg’; er wordt wel degelijk over nagedacht.
Het Nederlands is overigens absoluut niet uniek in zijn hangmat-verschijnselen. We komen ze tegen in uiteenlopende talen, al is er wel verschil in de mate waarin een taal er gebruik van maakt. Zo treffen we in het Engels en Italiaans ‘hangmatten naar links’ aan: Tènnessée naast Tènnessèe Wílliams, ònoró naast ònorò Dánte (hij eerde Dante); het Duits is als het Nederlands tweezijdig: hàlbtót naast hàlbtòte Mánn, en ánzìehen naast den Róck ànzìehen.
We willen hiermee overigens niet beweren dat het hangmat-effect alleen verantwoordelijk is voor alle ‘klemtoonergernis’ in het Nederlands. We kennen zelf ook feiten als werklóos, milieubeléidsplan, of Cleopátra. Maar dat is weer een heel ander verhaal.
|
|