● Optornen tegen hún taal
Zoals u weet, heeft het genootschap in de bezettingsjaren zijn eerste grote groei gekend, en die groei zet zich gelukkig nog steeds voort, ook zonder bezetting. In Onze Taal 1946 vond ik dat in een kinderboek ‘apentaal’ wordt gebruikt. Wat staat er namelijk: ‘begon ie zich te kammen’. Ik weet zeker dat ook in 1946 iedereen dat voornaamwoord hij in die positie als ‘ie’ uitsprak, maar het te zien staan was verschrikkelijk. In 1947 wond men zich op over de woorden donders en de uitdrukking en of! In 1950 wordt de uitspraak hij heb, met een b geschreven maar ongetwijfeld met een p klinkend, aangevallen. In 1957 maakt professor Paardekooper de merkwaardige opmerking dat het woord fijn echt beter is dan het Engelse fine en het Duitse fein. In 1967 lezen wij, niet van de redactie maar van een inzender, dat de uitdrukking volgens mij onzin is, want je kunt jezelf niet volgen. De logica is helaas een prachtig vak, een vak dat bij de ontwerpers van de taal niet bekend was.
Ik geloof dat het Genootschap Onze Taal gedurende zijn hele leven te lijden heeft gehad van een dubbele worging, een dubbele paradox. Onze Taal moest optornen tegen hun taal, namelijk de gewone sprekers van die taal, zoals je die op straat hoorde, inclusief hun eigen kinderen. Onze taal was niet hún taal, onze taal was veel beter dan hun taal. Hunnie moesten maar onze taal leren, wat natuurlijk absoluut niet lukte.
De tweede paradox is - en dat is eigenlijk voor mij bijzonder bevredigend - dat Onze Taal zich richtte tegen uw taal, namelijk de opvattingen van de taalgeleerden. Onmiddellijk in het begin, en dat toont weer het autoriteitsdenken aan in die tijd, hebben de oprichters gezegd: wij maken niet uit wat germanismen zijn, daar zullen we onze deskundigen voor aanstellen. Enkele professoren in de Nederlandse taal en Beets van het Woordenboek der Nederlandsche Taal hebben de Raad van Deskundigen gevormd. Heel duidelijk werd gesteld dat zij uitmaakten wat mocht en wat niet mocht, waarschijnlijk om ruzies onder de leden te voorkomen.
60 jaar onze taal en Onze Taal
Die taalkundigen weten soms wel iets van taal. Professor Gerlach Royen, een criticus van het eerste uur, schreef in het rooms-katholieke weekblad Vrijdag herhaaldelijk juist over die punten die in Onze Taal aan de orde waren.
Kritiek van binnenuit is ook heel interessant. In 1936, toen het eerste lustrum werd gevierd van Onze Taal, en het hele blad vol stond met brieven van Colijn en anderen dat Onze Taal uitstekend werk deed, schreef prof. dr. G.S. Overdiep, lid van de Raad van Deskundigen:
‘Dat de bezigheden als “lid van den Raad” volop aangenaam zijn, kan ik