| |
| |
| |
De geheimtaal van het Binnenhof
Martin van Amerongen - journalist/hoofdredacteur De Groene Amsterdammer
Neem het voorbeeld van A.J. Kaland, voorzitter van de CDA-fractie in de Eerste Kamer. Op maandag betitelde hij zijn CDA-collega's in de Tweede Kamer als stemvee, op dinsdag kwam daar herrie van, op woensdag kwam daar nog meer herrie van, waarna de politicus op donderdag laat weten dat hij het allemaal niet heeft gezegd, althans niet heeft bedoeld, terwijl het bovendien allemaal verkeerd is opgeschreven, althans verkeerd is begrepen. Want voor een politicus valt niets zo slecht te verteren als hetgeen hij gísteren heeft gezegd.
Een politicus die zich uitdrukt in rond, ondubbelzinnig, voor een ieder verstaanbaar Nederlands? Nee, dat kán niet waar zijn.
Er wordt veel geklaagd over de verbale ruis die op en rond het Binnenhof te beluisteren valt, een verbale ruis die, net als het Franse patois, slechts voor intimi begrijpelijk is. Double talk, het is de tweede voertaal op de Lange en Korte Poten. En het wordt erger, bewijsbaar erger. Geen milieu in Nederland, niet het bedrijfsleven en niet het onderwijs, niet de journalistiek en niet de binnenschipperij, bedient zich van woordgedrochten als probleemcumulatiegebiedenbeleid of schoolcriminaliteitspreventieprojecten. Het is een klassieke klacht.
| |
● Sport van ambtenaren
Reeds Menno ter Braak herkende in de politieke retoriek ‘een verleden van studentikoze geestelijkheid en een heden van hompelend opportunisme’. Gerrit Komrij beschuldigt de Nederlandse politici op zijn beurt van het gebruik van ‘steno-Hottentots’ en een verslaafdheid aan wezenloze platitudes. Hij zegt: ‘De politicus heeft met de souteneur en de architect gemeen dat ze geen van drieën een beschermd beroep uitoefenen. Jan en alleman kan zich aldus noemen. Hetgeen dan ook aan de hoeren, het stadsgezicht en het landsbestuur te merken is.’
Inderdaad, hoe is het mogelijk dat het Binnenhofs in toenemende mate wordt ontsierd door begrippen als verplichtingenadministratie, integrate indicatieve planning en middelentoewijzingsmechanisme? Het lijkt een proeve van ambtelijke verdwazing, door schrale referendarissen uitgebroed. In werkelijkheid is er sprake van een ambtelijke samenzwering. Dat zeg ík niet, dat zegt De Ambtenaar, een anonieme Hagenaar die tot voor kort een rubriek in het dagblad Trouw verzorgde. Ambtenaren, zegt De Ambtenaar, vinden het een spórt om dit soort nieuwe woorden en begrippen de ministeriële nota's binnen te smokkelen. ‘Ambtenaren’, zegt De Ambtenaar, ‘lachen daarna in hun vuistje, omdat ze weten dat journalisten en politici bijna klakkeloos die woorden gaan overnemen. Vele ambtelijke nota's zijn een ambtelijk festijn, een aaneenschakeling van lachbuien, waarna in spanning wordt afgewacht hoe de minister het er in de Kamer afbrengt. En hoe kamerleden om het hardst naar de interruptiemicrofoon rennen om te laten horen dat ze die nieuwe woorden hebben begrepen.’
Aldus onthulde De Ambtenaar, waarvan inmiddels is onthuld wie zich eigenlijk achter dit pseudoniem heeft verscholen. Het is Dick Houwaart, jarenlang de hoogste ambtenaar op de afdeling Pers & publiciteit van het Ministerie van Binnenlandse Zaken.
| |
● Coalitiepolitiek
Elders in de wereld gaat het heel wat warmbloediger toe. Het was een genot om te zien hoe de IJzeren Dame haar zweepslagen over het sidderende Lagerhuis liet knallen. Of neem de politieke discussies in het Franse parlement, gevoed door gebeeldhouwde aperçus, die ooit door lokale denkers als Diderot, Pascal en Voltaire zijn uitgebroed.
CONGRESS
60 jaar onze taal en Onze Taal
Maar ja, die Engelsen en Fransen hebben gemakkelijk praten. Nederlandse politiek is per definitie coalitiepolitiek, waarin een overvoorzichtig en ondoorzichtig taalgebruik nodig lijkt. Jegens elkaar en jegens de elkaar wantrouwend beloerende, confessionele of socialistische achterban. Dus is het verstandiger om niet te spreken over huurverhoging maar over huuraanpassing. Nee, laat niemand zo onverstandig zijn om publiekelijk te constateren dat de werkloosheid op een zorgwekkende wijze de hoogte in schiet. Men spreke liever over de ‘zorgwekkend lage participatiegraad in het arbeidsproces’.
| |
● Beuzelpraat weigeren
Het is toch eigenlijk vreemd dat in een samenleving die in alle opzichten opener wordt, de politieke communicatiekanalen in toenemende mate lijken dicht te slibben. Geen mens zal het meer in zijn hoofd halen om een bewindspersoon met excellentie aan te spreken. Kok heet gewoon Wim en Lubbers heet gewoon Ruud, ontspannen een pilsje drinkend op de barkruk van het Haagse Nieuwspoort. Bladzijdenlang laten zij zich in de kolommen der dagbladen en weekbladen interviewen. Maar die openheid is maar schijn. Deze interviews zijn over het algemeen ware meesterwerken van redekunstige nietszeggendheid. Het beruchtste voorbeeld is het inter- | |
| |
view dat een paar jaren geleden in de Volkskrant heeft gestaan met Onno Ruding, de toenmalige minister van financiën. Dat bevatte louter ministeriële kalenderwijsheden als ‘bepaalde dingen kunnen uit de hand lopen’ en ‘ja, zo simpel zit de wereld niet in elkaar’, het een en ander volgens Rudings tamelijk onbeschaamde credo ‘je moet een uur van zo'n interview toch door zien te komen, hè?’
Want een confrontatie, van tijd tot tijd, met de pers is nu eenmaal een gebruikelijk element in de bestuurlijke omgangsvormen waar je niet altijd onderuit kunt, of je het nu prettig vindt of niet. Eigenlijk zouden wij, journalisten, tegen dit soort politici wat flinker moeten zijn. Eigenlijk zouden wij tegen ze moeten zeggen: ‘Goed, bewindspersoon, bedankt voor de koffie, maar als jij, bewindspersoon, weigert ons behoorlijk te woord te staan, dan weigeren wij op onze beurt die beuzelpraat van je in onze kolommen af te drukken.’
Dat is bij mijn weten nog nimmer gebeurd.
CONGRESS
60 jaar onze taal en Onze Taal
| |
● Lubberiaans
Een uitzondering was de socialist Henk Vredeling, die openhartig verklaarde dat het zijn liefste wens was om Jozef Luns ‘de goal in te schoppen’. Een andere uitzondering was de socialist Marcel van Dam, de man die gelul gewoon gelul noemde, de man die het werkwoord belubberen heeft uitgevonden. Het laatste was van toepassing op onze minister-president, op zijn beurt de uitvinder van het zogenaamde Lubberiaans, gekenmerkt door - ik citeer het Politiek Woordenboek - ‘briljante politieke instincten, grote vindingrijkheid, diplomatie, oorverdovende CDA-onduidelijkheid en een ongeëvenaarde zwalkende kwaliteit’. Hij is, zegt hij zelf, ‘bezeten’ van de ‘woordkunst’. Het is in het geval- Lubbers de kunst om de meest knersende platitudes te watteren met volkomen onbegrijpelijkheden.
De IKON-radio vroeg hem naar zijn mening over de mens in een dynamische, veranderende en helaas steeds meer op het eigen ego toegesneden samenleving. Lubbers antwoordde: ‘Veel van dat wat hummelige is weg - prima. Ik geniet er zelf met volle teugen van. Maar als u nu denkt dat dit zal leiden tot een volstrekt ikkige maatschappij: ik, ik, ik,... zorgen als die warmte en verbanden... Vergis u niet... helemaal niet.’
Dat hummelige. Dat warmige. De volstrekt ikkige maatschappij. God moge mij en mijn medemensen genadig zijn. Het is de ‘woordkunst’ van een gemankeerde hulppastor, maar niet die van een politicus.
Of eigenlijk is het dat dus wél.
| |
● Zeevarende natie
Behalve aan verbale mis is de Nederlandse politicus eveneens verslaafd aan de metafoor, liefst de metafoor die is ontleend aan de sportieve wereld der zeezeilerij.
Ik citeer andermaal woordkunstenaar Ruud Lubbers: ‘Politiek gevoel is het schippersoog. De artiest en de schipper, die voelen het wel aan... over tien minuten gaat de wind uit een andere hoek draaien. Maar ik wil toch graag de weervoorspelling kennen. Je kan niet simpel zeggen: de haven ligt vol. Een open democratic is heel mooi, maar iedere keer lopen politieke partijen, ministers en staatssecretarissen het risico dat zij te windgevoelig zijn, te snel de zeilen laten hangen daar waar de wind vandaan komt. Analyseren waar de rotsen liggen die het schip kunnen doen zinken. Er is een zekere dynamiek voor nodig, een schip moet een zekere vaart hebben, anders wordt het stuurloos, het moet op stroom gehouden worden ter voorkoming van averij, want daar krijg ik de kots van.’
Aldus de minister-president, in een zijner aanvallen van verbale zeeziekte.
Hij is niet de enige. Wij, journalisten, zijn soms geen haar beter. Herman Wigbold, in NRC Handelsblad, over de WAO: ‘Zouden de coryfeeën er wel eens over hebben nagedacht wat voor indruk de PvdA op haar kiezers - en weggelopen kiezers - zou maken als ze zich juist nu bereid verklaart de zeilen te strijken, terwijl iedere leerling-matroos kan zien dat er voorlopig geen andere oplossing is dan alle hens aan dek?’ Hylke Speerstra, in de Leeuwarder Courant, eveneens over de WAO: ‘Wie vandaag het politieke logboek openslaat, ziet hoe Lubbers in de kapiteinskamer verkeert en Kok op de brug de koers een beetje probeert te verleggen. “Een tikkie bakboord.” Vanaf het benedendek klinkt het gebrul van de muitende achterban hem nog schel in de oren. Nochtans waagt roerganger Kok zich onder zijn manschappen en oogt vastberaden. Als de hoogste baas die in geval van schipbreuk van boord stapt. Kortom, met de recente ruk aan het roer varen we met de slecht gesjorde lading van WAO en Ziektewet gewoon een eindje om.’
Zelden is zo overtuigend aange- | |
| |
toond dat Nederland een zeevarende natie en Friesland een waterrijke provincie is.
Een tijdlang had het Schip van Staat een assistent-roerganger in de persoon van uw bestuurslid Dick Dolman, voorzitter van de Tweede Kamer. Ook hij heeft geen last van watervrees. Ik citeer: ‘Hoe gratis deint ons bootje al op het spiegelend meer. Hij gaat geweldig, Jan, maar wat ook nog hoger kan, dat is een deinaccijns of een wiegeltax...’
Een deinaccijns. Een wiegeltax. De verkokering, de armlengteconstructie en de u-bochtconstructies komen niet uit de wolkenrijke vaderlandse luchten tuimelen.
| |
● Een vak op zichzelf
Maar is dat érg? Is de Haagse kletsmeierij, zoals wij die dagelijks mogen beluisteren, een beletsel voor een bevredigend functioneren van de parlementaire democratie? Nee, zegt ex-minister Job de Ruiter: ‘Intussen gaat het niet om taalkundige logica, maar om politieke realiteit.’ Nee, zegt NRC Handelsblad: ‘Politici moeten besturen en dienen te worden beoordeeld op hun bestuurlijke kwaliteiten. De meeste mensen, dus ook politici, geven de voorkeur aan een surfplank boven Slauerhoff.’ Nee, zegt Frida Balk: ‘De taal is een auto vol schrammen en deuken. Als hij maar rijdt.’ Nee, zeg ook ik, onze permanente klacht over al die mompelend voorgedragen jijbakken, zouteloze woordspelingen en zoutwaterrijke metaforen berust op particuliere, esthetische overgevoeligheid, die dwars staat op de politieke praktijk. Het is een klassiek misverstand dat een volk door zijn dichters en denkers moet worden geregeerd. Het bedrijven van politiek is een vak op zichzelf, net zoals het vak van huisvrouw of schrijnwerker.
De socialist Anne Vondeling, vijfentwintig jaar geleden 's lands minister van financiën, liet eens een interviewer weten dat hij nimmer het katheder betrad zonder Ter Braaks Politicus zonder Partij in zijn zijzak. Niettemin werd hij in de Nacht van Schmelzer genadeloos het bos in gezonden.
De liberaal Ed Nijpels, vijf jaar geleden 's lands minister van milieu, beroemde zich met Zuidnederlandse openhartigheid op een intellectuele horizon die niet verder reikte dan Suske & Wiske, benevens het hoempa-repertoire van de blaaskapel De Veulpoepers te Bergen op Zoom. Niettemin werd hij tot ver in het kamp van zijn ideologische tegenstrevers om zijn onvervaard en vooruitstrevend beleid geprezen.
En terecht.
|
|