● Opleiding
Hebben de scholen voor journalistiek taalverzorging verwaarloosd?
Eensgezind: ‘In de jaren zeventig wel.’ Vuijsje: ‘De jaren zeventig waren een ramp, niet alleen op het gebied van taalverzorging.’
Metselaar: ‘Het ging toen, ook bij de docenten, vooral om de communicatie; aandacht voor correct spellen werd als reactionair gezien. Aan het eind van die periode richtten studenten van de School voor Journalistiek in Utrecht zelfs een werkgroep “Wij Eisen Goed Onderwijs” op. Zij wilden weer het ambacht leren.
Mensen zoals Hofland, heel goede schrijvers, beheersen het vak tot in de finesses, óók op dat ambachtelijke gebied. Hofland kan zich flink geraakt voelen door een luisterfout in de steno die een eindredacteur in een tekst van hem over het hoofd heeft gezien. Die ambachtelijke benadering is op de scholen verwaarloosd.’
Letten journalisten vroeger dan beter op hun woorden?
Van Gessel: ‘Ik vind dat altijd een onzinnige discussie. Het is een klacht van alle eeuwen. De criteria waaraan je taalverzorging afmeet, kunnen wel eens wat veranderen, maar er wordt in alle generaties geklaagd over slechte taalverzorging. Ik wil niet zeggen dat het taalgebruik slechter is geworden of dat het verloedert. Wat mij wel verbaast is de traagheid waarmee de journalisten, na de eerste schok door de invoering van de beeldschermen, dit aspect serieus nemen in Nederland.’
Vuijsje: ‘Het autonome métier van de eindredacteur heeft hier bovendien altijd al een laag prestige gehad. Dat was een mislukte verslaggever. In “grotemensenlanden” als Engeland en de Verenigde Staten is dat anders: daar behoort een goede taalbeheersing tot de vanzelfsprekende eisen die aan een journalist gesteld worden.’
De eindredacteur is niet iemand die alleen maar kijkt of alles wel volgens het Groene Boekje is gespeld. Van Gessel: ‘Het werk gaat veel verder dan de d's en de t's, het gaat om het hele taalgebruik - ook ritme en zinsmelodie.’
Van links naar rechts: Koos Metselaar, Bert Vuijsje en Han van Gessel (Foto: Maarten Laupman)
Metselaar: ‘Bij ons houdt de eindredacteur zich niet alleen bezig met de taalkundige verzorging, maar ook en vooral met de journalistieke aanpak. Is dit eigenlijk wel een reportage, is dat verhaal niet veel te lang, is dit wel goed gecheckt? Het is een journalistieke toetsing: is voor dat verhaal de ideale vorm gekozen? Als je alleen maar de foutjes zit aan te strepen ben je niet meer dan een veredelde corrector.’