De Taalgrens
PCUdB
Wel-gezind
Een tweetal maanden geleden heb ik u vergast op een aantal voorbeelden van het gebruik van het woordje wel in allerlei contexten. Het was wel een warboel: de theorie zou nog even moeten wachten.
Een aanzet tot die theorie zal ik nu trachten te geven.
We hadden dus:
wel (= niet niet): ik mag het niet, maar jij wel. |
wel (= goed): als ik het wel heb. |
wel (= niet minder dan): ik heb het wel honderd keer gezegd. |
wel (= tamelijk): ik vind dit eigenlijk wel aardig. |
wel (= maak je geen zorgen): ik doe het wel voor jou. |
wel (= waarschijnlijk): dat zal wel weer een smoesje zijn. |
Ik zal de voorbeelden dit keer niet verder toelichten: u hebt vast nog wel een oktobernummer waarin het een en ander breed uitgemeten staat. De vraag is nu: wat is de gemeenschappelijke paraplu waaronder al die wellen te vangen zijn?
De verleiding is groot om alles vanuit de historie te verklaren: dan zou elk wel eigenlijk ‘niet niet’ of ‘goed’ zijn. De verleiding is natuurlijk nog sterker om de boel de boel te laten, en elke poging tot een nadere verklaring achterwege te laten. Maar zowel het een als het ander heeft zijn onbevredigende kanten.
Ik stel een andere benadering voor, en wel (let wel, hier gebruik ik zelf een wel waar ik achteraf ook geen raad mee zal blijken te weten) de benadering vanuit het standpunt van de gebruiker. U dus. Waarom gebruikt u wel in de volgende zin: ik doe de deur straks wel dicht? Waarom zegt u: het komt allemaal wel goed? Waarom zegt u: het gaat wel? Ik zal het u vertellen. Het is allemaal pure hypocrisie en slijmerij. Natuurlijk hebt u helemaal geen zin de deur dicht te doen, maar u bent bang dat de ander het zelfs desgevraagd niet doet, dus houdt u zich groot, en eigenlijk komt het u nog goed uit dat die vermaledijde ander de deur niet dichtdoet, want zou die de deur sluiten, dan doet die dat met een klap die uw toch al aangevreten zenuwen wel weer eens een subtiel genadeklapje kan geven. U zegt vervolgens het komt allemaal wel goed, zonder dat u het meent, maar u wilt van het gezeur af zijn. Als iemand vraagt hoe het gaat, en u zegt het gaat wel, dan bedoelt u daarmee dat de ander moet begrijpen dat het eigenlijk helemaal niet gaat, maar dat u niet de zielige figuur wilt uithangen - kortom: u houdt zich in eigen ogen weer bewonderenswaardig groot. U zit wel behoorlijk ingewikkeld in elkaar, als u het zo bekijkt, vindt u ook niet?
Wel, als we het zo bekijken, is wel toch niet het wellevendheids-wel waar we het eerst voor aanzagen; het is het wel van de aandachttrekker die te beroerd is om onomwonden te zeggen dat hij of zij de aandacht wil trekken. En zo komen we dan toch op een soort historische verklaring: hoe is dit lafheids-wel voortgesproten uit de wellicht oorspronkelijke betekenis niet-niet? Niet niet draait om de zaak heen. En dat doet wel ook.
Ik zou het samenvattend zo willen stellen. Oorspronkelijk was wel per definitie positief. Dit wel komen we nog steeds beklemtoond tegen in de zin jij mag het niet maar ik wel. Maar het verhullende karakter dat wel vanaf den beginne eigen is geweest, heeft gaandeweg de gaten in de taalmarkt gevuld waar wij te kennen willen geven dat we iets wel willen zeggen, maar dan ook alleen om de ander een plezier te doen. Zeker niet omdat wij erin geloven.
Is hiermee alles gezegd? Het zal wel niet.