ideoloog H.S. Chamberlain over de wereldheerschappij van de Duitse taal worden aangehaald. Chamberlain (1855-1927), een tot Duitser genaturaliseerde Brit, en schoonzoon van Richard Wagner, publiceerde in 1899 Die Grundlagen des 19. Jahrhunderts, een antisemitisch werk vol Arische grootheidswaan.
Duits is voorbestemd de wereldtaal te worden: ‘Die Menschen müssen einsehen lemen, dass, wer nicht Deutsch kann, ein Paria ist. Die fremden Völker werden Deutsch lernen aus Neid, aus Interesse, aus Pflicht, aus Ehrgeiz [...]’
Onze Taal reageert bedaard in het hoofdartikel ‘Onze Duitsche... broeder?’ [1935,41-42]. Maar het blijft niet bij een incident. Een paar jaar later moet Onze Taal in het hoofdartikel ‘Gross-sprache... of grootspraak?’ [1938,53] ene Karl Haag van repliek dienen, die, opnieuw in Muttersprache, het Nederlands als een Duits dialect bestempelt. Een ontaard dialect bovendien - de d na een klinker, waar de Duitsers een h schrijven (nähern - naderen) is er maar één voorbeeld van. Nederlandse woorden hebben niet altijd hetzelfde geslacht als Duitse, de Nederlandse woordvolgorde is niet gelijk aan de Duitse: stuk voor stuk bewijzen van wildgroei.
In de verklaring die Haag voor die ontaarding geeft, komt de aap uit de mouw. ‘Wie kommt ihr dazu die deutschen Sprachmittel so zu missbrauchen?’ vraagt Haag, en antwoordt zelf: zoiets gebeurt ‘waar volksdelen afgescheiden worden van het volksgeheel’.
In plaats van deze bombastische onzin belachelijk te maken of verontwaardigd de politieke implicaties ervan aan de kaak te stellen, ging Onze Taal serieus in op de taalkundige waarde ervan: Haag zwaait met een revolver en Onze Taal antwoordt met een verhandeling over de geschiedenis van het Nederlands. Krampachtig wordt iedere verwijzing naar politiek vermeden. Het antwoord van Onze Taal verscheen in november 1938, dus meer dan een half jaar na de Anschluss, waarbij het Oostenrijkse volksdeel met het volksgeheel werd herenigd. Maar ook nu geen woord over Duits annexionisme.
•
‘Onze Taal vond na de Duitse invasie in veel bredere kring een warm onthaal... de bezetting wakkerde de liefde voor de moedertaal aan’
•
Karl Haag heeft na de vermaning van Onze Taal en zijn belofte van beterschap zijn opvattingen niet gewijzigd. In ‘Nog steeds...’ [1939,26-28] reageert Onze Taal op een nieuw artikel van Haag, waarin de volgende zinsnede voorkomt: ‘Der Siegeszug der hochdeutschen Schriftsprache machte halt, nicht an der nie-derfränkischen Stammes- und Sprachgrenze, sondern an der holländischen Staatsgrenze.’
Ook voor de niet zo oplettende lezer uit 1939 moet het argument voor annexatie duidelijk zijn geweest. Toch bestaat het grootste deel van het antwoord van Onze Taal alweer uit een taal- en letterkundige verhandeling die serieus op de beweringen van Haag ingaat. Maar de toon is bitterder. En deze passage althans is duidelijk genoeg:
‘Duitschland heeft genoeg aan zijn eigen geestelijk bezit om het onze niet onder voorwendsels voor zich behoeven op te eischen; Nederland wenscht aan zijn eigen historie en volkskarakter vast te houden, en kan zich zelf niet beschouwen noch begeert bij anderen door te gaan voor een bij ongeluk buiten de omheining geraakt uitgroeisel van den Duitschen geestelijken lusthof.’ [1939,28]
Het is juni 1939; in maart heeft Duitsland Tsjechoslowakije binnen de omheining van het rijk gebracht.