● Evoluerende creaties
Wat de lesgever aanmoet met dergelijke woordcombinaties, weet ik niet. Als taaltrainer heb ik altijd de nadruk gelegd op het herkennen ervan. Met een gevorderde cursist heb ik eens enkele van de trucs geoefend die men kan uithalen met woorden als wel, toch en nog, maar daar houdt het, wat het actief gebruik betreft, mee op. De risico's zijn te groot, al was het maar omdat de betekenis van deze woorden veelal verandert met het accent dat ze al dan niet krijgen: ‘Is Piet er nog niet?’ is iets anders dan ‘Is Piet er nog niet?’, en verwarring kan leiden tot pijnlijke situaties.
Eén constructie met bijwoorden heb ik vanaf het prilste begin gevolgd. Het begon simpel. De vraag ‘Het zál toch wel?’ bestond al jaren en had aanvankelijk een vrij constante gevoelswaarde: één deel hoop en twee delen ongerustheid. In de schijnbaar tegenovergestelde combinatie ‘Het zal toch niet?’ kwamen daar nog eens twee delen ongerustheid bij: ‘Ze zal toch niet in het water zijn gevallen?’ Beide constructies komen nog altijd voor, maar in de loop van de jaren tachtig ben ik een nieuwe toepassing gaan horen:
A: Ik geloof nóóit dat Ajax zondag wint.
B: 't Zál toch wél? Wedden?
Hier betekent de ‘vraag’ overduidelijk iets anders, namelijk dat de opmerking van A getuigt van een grenzeloos gebrek aan inzicht in de voetbalsport in het algemeen en de actuele stand van zaken in de eredivisie in het bijzonder. Er hoort dan ook een toonzetting van groot misprijzen bij, waarbij zal en wel veel nadruk krijgen.
En zo heb ik de uitdrukking zien groeien. AI spoedig hoorde je ‘'t Zal toch wel, dan?’, en ook de ontkennende versie greep om zich heen: ‘'t Zal toch wel niet, dan?’ De laatste variant blijkt soms in combinatie met opwinding en emotie het opstapje naar nog barokkere taalcreaties; onlangs signaleerde ik de hartekreet ‘Het zal toch wel lekker niet, dan?’