Springprocessie
C. Kostelijk - Heiloo
In het Woordenboek der Nederlandsche Taal deel XIV kolom 3059 (1936) wordt springprocessie als volgt omschreven: ‘processie te Echternach, die zich voortbeweegt door beurtelings 5 schreden (danspassen) voorwaarts en 3 achterwaarts te doen. Vaak als vergelijking gebruikt, wanneer een kleine voortgang telkens weer verloren gaat.’ Bijna vijftig jaar later omschrijft Van Dale springprocessie met: ‘processie te Echternach, op de derde pinksterdag, ter ere van St. Vitus, waarbij de deelnemers telkens 3 schreden vooruit en 2 achteruit naar de maat der muziek springen’.
Dat dit woord springprocessie ook in onze tijd nog als vergelijking wordt gebruikt, waarschijnlijk vooral of alleen in rooms-katholieke kring, bleek mij bij het lezen van de Fiscale Encyclopedie (Kluwer Rechtswetenschappen) over de WIR-kwestie: ‘De overeenkomst met een Echternach-processie (een stap achteruit, twee stappen vooruit) werd compleet, toen de staatssecretaris nog geen twaalf uur later in tweede termijn bereid bleek het beleid in de uitvoeringssfeer te versoepelen.’
Om te weten aan hoeveel stappen men zich nu moet houden, heb ik mij tot het hoofd van het ‘Institut für Echternach-Forschung’ gewend. Ik kwam zodoende in contact met de heer Kauthen, auteur van La procession dansante d'Echtemach et ses descriptions au 19e siècle (1979). Hij wees mij erop dat het achteruitspringen helaas bedacht is door enkele historici en journalisten die de springprocessie nooit hebben gezien. Wel is het een feit dat er enkele groepen zijn geweest die wel eens terugsprongen, maar alleen omdat ze verkeerde instructies hadden gekregen of omdat ze geloofden dat ze een traditie moesten eerbiedigen, een traditie die er helemaal niet was.
Ook gaf de processie, die vroeger niet zo goed was georganiseerd, soms de indruk dat er werd teruggesprongen: er waren opstoppingen, de deelnemers dansten ter plaatse en moesten daarbij soms even terug.
In een artikel van de predikant A.C.J. van der Kemp, De bedevaarten onzer landgenooten (in een bundel studiën over historische theologie, uit 1880) schrijft de auteur over de springprocessie ‘... een processie, welke men dansende verricht: vier stappen rechts en vier stappen links, terwijl men telkens voorwaarts gaat (cursivering C.K.) onder het spelen van allerlei veldmuziek.’
Van Dale is vijftig jaar later weer de dupe geworden van het gezag van het WNT, heeft ook niets onderzocht, maar meende dat voor het ‘strikte danstempo’ vermindering van het aantal pasjes voor- en achteruit geen kwaad zou kunnen.
Of de vergelijking met springprocessie nog ‘vaak’ wordt gemaakt, zoals het WNT vermeldt, is mij niet duidelijk. Ik zou het op prijs stellen als lezers mij voorbeelden van dergelijke vergelijkingen toesturen.