Onze Taal. Jaargang 60
(1991)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd■ ‘Bevroren neerslag’ uiterst zeldzaam
|
1. | het moet gaan om neerslag; |
2. | de neerslag moet bevroren zijn. |
Rijp en witte dauw voldoen niet aan de eerste voorwaarde. Rijp en dauw vallen nu eenmaal niet als vaste stof of vloeistof uit de hemel; ze vormen zich in koude nachten uit het teveel aan waterdamp in de omringende, afgekoelde lucht. Witte dauw is niets anders dan bevroren dauw (met een rijplaagje, zie verderop) en dus evenmin neerslag.
Ook ijzel voldoet niet aan de eerste eis. Hij valt niet op de aarde, maar ontstaat op het moment dat neerslag, meestal regen, in aanraking komt met een ijskoud aardoppervlak of voorwerp. Daarbij vormt zich gewoonlijk een dun ijslaagje. In plaats van uit regen of onderkoelde regen kan zo'n ijslaagje ook optreden bij ijsregen.
Van de vier overgebleven verschijningsvormen van water voldoen de meeste niet aan de tweede eis. Het duidelijkst is dat bij onderkoelde regen, een neerslagvorm die bestaat uit vloeibaar water met een temperatuur onder nul, maar waarbij desondanks nog geen bevriezing is opgetreden. Ook bij sneeuw kan men echter onmogelijk spreken van bevroren neerslag. Sneeuw vormt zich namelijk uit waterdamp die in een wolk direct is overgegaan in ijs en die verder aangroeit door meer waterdamp naar zich toe te trekken. Er treedt geen overgang op van vloeibaar naar vast en er vindt geen wijziging plaats die deze neerslagvorm ondergaat door vorst.
Hagel zou ik evenmin ‘bevroren neerslag’ willen noemen. Hagel ontstaat wanneer neerslagelementen in een buienwolk tijdens de op- en neergaande luchtbewegingen waardoor ze worden meegevoerd nu eens in lucht rondzweven met een temperatuur boven nul, dan weer in lucht met een temperatuur onder het vriespunt. Het afwisselend bevriezen en ontdooien is essentieel voor de vorming van hagel.
Wanneer men het eens is over wat neerslag is en wat niet, zijn de problemen die het gebruik van ‘bevroren’ neerslag met zich meebrengt, te omzeilen door het over ‘vaste’ neerslag te hebben.
Het artikel ‘Bevroren neerslag’ bevat ook een opmerking over zwart en wit ijs. Zwart ijs krijgt een negatieve klank toegedicht: lelijk, donker en verraderlijk. Wit ijs daarentegen blijkt mooi gevonden te worden. In Nederland is de uitdrukking zwart ijs bekend in schaatskringen; zwart ijs heeft daar zeker geen ongunstige betekenis, want je kunt er prima op schaatsen. IJs is ‘zwart’ als het ontstaat uit vloeibaar water en er tijdens het bevriezen weinig lucht in het ijs blijft zitten. In feite is het ijs niet zwart maar doorzichtig; de donkere ondergrond die door het ijs heen zichtbaar is, geeft het ijs zijn zwarte tint. Wit ijs bevat veel lucht of luchtbelletjes. IJs dat zich direct uit waterdamp vormt, zoals rijp en sneeuw, bevat veel lucht en is dus altijd wit. De witte ‘kleur’ wordt veroorzaakt door de verstrooiing van op het ijs vallend licht door de lucht in het ijs. Als witte dauw niet meer zou zijn dan bevroren dauw zou het anders heten; de witte tint ontstaat door rijpafzetting op de bevroren dauwdruppels.
Naschrift redactie Onze Taal
Een kop van een artikel behoeft als vlag niet per se de hele lading te dekken, en dit
is niet alleen in Onze Taal het geval. Een belangrijkere kanttekening is nodig bij de opmerking van de heer Floor ‘Wanneer men het eens is over wat neerslag is en wat niet...’ Daarover valt inderdaad te twisten. Het woordenboek der Nederlandse woordenboeken, het WNT, geeft in deel IX in kolom 1795 bij ‘neerslag’ de definitie ‘als naam voor water dat uit de dampkringslucht wordt afgescheiden’. Moderne woordenboeken beschrijven ‘neerslag’ bijna uitsluitend als water dat in vaste of vloeibare toestand op de aarde valt.
■ Apartheid
K. Groeneveld - Apeldoorn
In het artikel ‘Olandesismi’ (aprilnummer, blz. 13) bespreekt de heer Alex Verstegen enkele internationaal verspreide leenwoorden uit het Nederlands die ook in het Italiaans zijn terechtgekomen. Daar wil ik een kanttekening bij plaatsen. Bij het overnemen van afrikaans, boer(o) en apartheid heeft niet het contact tussen het Nederlandse en Italiaanse taalgebied een rol gespeeld. Zo heeft het woord apartheid internationale bekendheid gekregen via de andere hoofdtaal van Zuid-Afrika, het Engels. Dit woord is inmiddels in vele andere talen overgenomen, ook in het Nederlands. In de betekenis waarin apartheid bekend is geworden, is het geen Nederlands woord, maar een Afrikaans leenwoord.
■ Buitenlandse trema's
Poul Stolp - Culemborg
In het aprilnummer vergelijkt Harry Cohen op blz. 18 het gebruik van het trema in enkele Europese talen. Ik zou hier nog iets aan willen toevoegen. In het Duits bestaat het trema naast de umlaut wel degelijk, namelijk op de e en op de i. Ik ben het tegengekomen in bijbelse namen, bijvoorbeeld bij Jahasiël, Jaïr, in verschillende bijbelvertalingen. Voor het Engels dient nog vermeld te worden dat het trema gebruikt wordt om aan te geven dat een e niet stom is, bijvoorbeeld in de bekende eigennaam Brontë.
■ Joune(n), jount
A. Moraal - gepensioneerd journalist, Nijmegen
De heer P.M. Kaashoek te Tilburg signaleert in Onze Taal nr. 4 het woord joune als kindertaalvariant van het zelfstandig gebruikte bezittelijk voornaamwoord jouwe. (Mag ik de joune?)
In aansluiting hierop meld ik een gelijksoortige kindertaalvariant. Twee van onze kinderen, die zijn geboren in Groningerland en daar tot hun tiende en zesde jaar hebben gewoond, gebruikten ook het bezittelijk voornaamwoord joune, maar dan zonder lidwoord. (‘Mag ik joune even?’) Ook heb ik ze joun, jounen en jount horen zeggen. (Dit is joun boek; dat schrift is jount; mag ik joune(n)?) Een verklaring voor deze varianten ligt voor de hand: joun, jount en joune(n) zijn in dit geval ‘Nederlandse’ vormen van de Groninger bezittelijke voornaamwoorden joen (jouw) en joennt (de/het jouwe).
Volgens een kenner van de ‘Grunneger toal’ (het gaat hier om het Fivelgoër dialect) betekent joennt ook ‘van jullie’ of ‘van u, de/het uwe’. Verder is volgens hem ‘van mij, de/het mijne’ miennt; ‘van hem, de/het zijne’ ziennt; ‘van haar, de/het hare, van hen, de/het hunne’ heurent; ‘van ons, de/het onze’ onznt; ‘het mijn en het dijn’ miennt en diennt.
Overigens heb ik onze kinderen nooit mijnt, zijnt of onsnt horen zeggen...
■ Curieus Italiaans
Sophie J.M. Josephus Jitta-Italiaans Seminarium, Universiteit van Amsterdam
In het meinummer van Onze Taal staan vele aardige stukjes over culinaria. Wat jammer dat er in de bijdragen waar sprake is van Italiaans fouten zijn geslopen. In het stukje op blz. 7 over kumquats en kiwi's van de hand van Hans Heestermans staat bijvoorbeeld macaroni en canelloni te lezen. De correcte spelling van deze woorden luidt echter maccaroni en cannelloni. Overigens is maccaroni in het Italiaans ongebruikelijk en kom je veeleer maccheroni tegen.
In hetzelfde stukje wordt vervolgens melding gemaakt van salami en mascarpone. Hier past enige reserve. Salami is namelijk geenszins een worstsoort, maar simpelweg de meervoudsvorm van salame, de verzamelnaam voor (uit varkensvlees bereide) worst. Mascarpone is een zoetige, volle roomkaas uit Lombardije en is in Nederland niet of nauwelijks verkrijgbaar. Wat de Nederlandse winkelier mascarpone noemt, is in feite gorgonzola die door toevoeging van mascarpone (je kunt de laagjes zien) ‘verzacht is’.
■ Italiaanse spraakverwarring
Alex Verstegen - student Italiaans, Amsterdam
In het Italiaanse restaurant dat de heer Heestermans in het meinummer beschrijft, serveert men lekkere lasagna. Helaas is de menukaart van de Italiaanse restaurants in Nederland bijna net zo aangepast aan onze taal en smaak als die van de Chinese. In Italië bestelt men namelijk lasagne, daar lasagna slechts betrekking heeft op een der verwerkte deegplakken.
De heer Heestermans heeft kennelijk boodschappen gedaan bij AH en daar een pak smakelijke diepvries-tagliatelli gekocht en echte salami voor op de boterham. Goed dat hij niet in een Italiaanse supermarkt stond, want dan had men hem eerst raar aangekeken en vervolgens veel worsten in zijn kar gestopt. De juiste term is tagliatelle. Toen AH zijn diepvriesversie van dit produkt introduceerde, prijkte op de verpakking de verkeerd gespelde vorm van dit woord. Na enkele maanden herstelde 's lands taalgevoeligste kruidenier de blunder.
Naschrift redactie Onze Taal
Mevrouw Josephus Jitta en de heer Verstegen maken bezwaar tegen Heestermans' behandeling van enkele Italiaanse namen voor gerechten. Hebben ze gelijk?
Op het eerste gezicht wel. Wie in een Italiaans woordenboek de gerechtnamen opzoekt, zal maccheroni, tagliatelle, lasagne en tutti quanti aantreffen. Bovendien verklaart Van Dale in zijn voorwoord: ‘Eigenlijke vreemde woorden zijn zulke die zonder verandering uit een andere taal zijn overgenomen, met behoud van de uitspraak (...). Zij worden uit den aard der zaak net zo geschreven als in de oorspronkelijke taal.’
Toch zijn wij geneigd Heestermans althans ten dele te volgen. Van Dale is immers een Nederlands woordenboek, dat als eerste en hoogste plicht heeft: informatie geven over vorm en betekenis van Nederlandse woorden waarmee Nederlanders communiceren. Nu weet iedereen dat zo'n beetje elk gerecht dat we importeren aan de Nederlandse smaak wordt aangepast. Standaardvoorbeelden zijn de salades die we bij de slager kopen, die wat vorm, inhoud en smaak betreft helemaal niets meer te maken hebben met de groente. Woordenboekenmakers kunnen niet anders dan deze gebruiksbetekenis van het woord in hun woordenboek vastleggen. Daarom staan wij achter Heestermans' omschrijving van salami/e.
Wat geldt voor de betekenis, geldt ook voor de vorm. Als op alle pakken van een Zaanse firma sinds jaar en dag macaroni staat, en gewone taalgebruikers hun wenkbrauwen optrekken bij maccheroni, dan heeft Van Dale de plicht om ten minste macaroni op te nemen. Voor produkten die net geïntroduceerd worden, ligt de afweging iets anders. Alerte polyglotten kunnen ervoor zorgen dat de oorspronkelijke woordvormen geen geweld wordt aangedaan. Dat bewijst inzender Verstegen met zijn opmerking over tagliatelle.
■ Knuppelende knuppelaartjes?
Drs. A.W.F. Timp - mathematicus, Maarssen
In het aprilnummer van Onze Taal vraagt K. Roskam zich af waarom journalisten nog steeds de fout begaan bij een gijzeling de dader gijzelaar te noemen in plaats van het slachtoffer, terwijl iedereen bij martelaar wél beseft dat de aanduiding op het slachtoffer betrekking heeft.
Martelaar is niet overtuigend als bewijs. Immers, met uitzondering van martelaar en gijzelaar houden alle andere woorden op -aar een actieve rol in van de aangeduide persoon: mopperaar, wereldverbeteraar, etc.
Toen mijn dochter van twee onlangs een verdwaalde bal in het bos vond, zei zij spontaan: ‘Ik ben een echte vindenaar’, en niet ‘Hé, daar ligt een vindenaar’. Zo zal iedereen die het woord martelaar voor het eerst hoort, aannemen dat het betekent ‘iemand die martelt’. Om daarna te leren dat dit onjuist is. Hetzelfde geldt voor gijzelaar. Toen gijzelingen begin jaren zeventig in zwang raakten, verbaasde ik me er als pre-puber over dat sommigen met gijzelaars de slachtoffers bedoelden.
Martelaar druist minder tegen het taalgevoel in dan gijzelaar, omdat het niet ‘iemand die gemarteld wordt’ betekent. Zo is een zin als ‘De beul kende geen genade met zijn martelaar’ ondenkbaar in het Nederlands.
Martelaar heeft een specifieke, bijna figuurlijke betekenis: ‘iemand die om een ideaal is vervolgd en door mede-idealisten als een voorbeeld wordt beschouwd’. Dit zorgt ervoor dat niemand door zijn taalgevoel op het verkeerde been wordt gezet.
Gijzelaar betekent wél gewoon ‘iemand die gegijzeld wordt’. Daardoor hebben veel mensen (vooralsnog) een onbewuste, door het taalgevoel gevoede weerstand tegen deze betekenis. De kans op het maken van een ‘fout’ door het taalgevoel te volgen en gijzelaar in actieve zin te gebruiken, is dan ook groot.
Welbeschouwd is de naam gijzelaar voor het slachtoffer een miswoord. Niemand zal toch ooit zeehondebaby's knuppelaartjes noemen?
We kunnen het gijzelen daarom maar beter aan de gijzelaars overlaten!
Naschrift redactie Onze Taal
Gijzelaar is een ontsporing, ontstaan door onregelmatige verlenging van het oudere gijzel, dat niet duidelijk genoeg als persoonsnaam was gekenmerkt
■ Vergelijken van spreekwoorden
J. Posthumus - ex-medewerker Anglistisch Instituut, RU Groningen
Spreekwoorden en zegswijzen blijken vaak sterk cultuurbepaald, en ze vormen dan ook een aanzienlijk probleem voor de vertaler. Natuurlijk zijn er boeken die zich met spreekwoordvergelijking bezighouden, maar in de praktijk blijken zulke werken, waarvan de schrijver natuurlijk niet graag met de mond vol tanden staat, nogal eens wonderlijke kost op te dienen. Dit blijkt overduidelijk uit Riemer Reinsma's ‘Gezegden over brood hier en over de grens’ (mei 1991, blz. 25-26), waarin voorbeelden uit dit soort werken kennelijk voor zoete koek zijn overgenomen.
Wat het Engels betreft, zijn vijf van de tien gegeven voorbeelden in het hedendaagse Engels volstrekt onbekend, in het geval van ‘thick friends’ zelfs domweg fout. Tegenover de Nederlandse gezegden die we allemaal goed kennen, staat dus helaas een aantal buitenlandse voorbeelden zonder enige gebruikswaarde. Ook bij de in het huidige Engels wél bestaande uitdrukkingen kunnen ten behoeve van de lezer nog wel wat puntjes op de i worden gezet. ‘To bring home the bacon’ heeft niets te maken met ‘de kost verdienen’; het betekent zoveel als ‘het voor elkaar krijgen’, ‘het 'm lappen’. ‘Eat humble pie’ doe je eigenlijk niet zozeer wanneer je iemand milder wilt stemmen (‘zoete broodjes bakken’), als wel wanneer je beschaamd je eigen ongelijk moet bekennen. De uitdrukking die tegenwoordig in zwang is om ‘dikke’ vriendschap aan te duiden, is eerder ‘hand in glove’ dan het wat ouderwetse ‘hand and glove’.
Ten slotte is het misschien aardig te weten dat ‘meat’ in het al enige eeuwen oude gezegde ‘one man's meat is another man's poison’ destijds nog ‘voedsel’ in algemene zin betekende.
■ Met de billen bloot
J. Wolswijk - Kerkrade
In een gesprek met een collega beweerde ik laatst van iemand dat hij ‘best wel lollig uit de broek kon komen’. Toen mijn collega in de lach schoot, realiseerde ik me wat ik gezegd had. Hoewel ik er niet zeker van ben of hier sprake is van een echt malapropisme - de juiste zegswijzen (lollig uit de hoek komen/lolbroek) waren mij namelijk bekend - vond ik het voorval aardig genoeg om in te sturen. Daarbij werd ik extra aangespoord door het artikel ‘Malle propismen’ waarin F. Jansen constateert dat inzenders slechts oog hebben voor de splinters bij anderen.
■ Olandesismi
J. Vromans-Université Libre de Bruxelles, Brussel
In het artikel ‘Olandesismi - Nederlandse leenwoorden in het Italiaans’ (Onze Taal nr. 4, april 1991) van Alex Verstegen staan mijns inziens een paar onnauwkeurigheden.
Het is niet zeker of het Italiaanse woord droga aan het Franse drogue is ontleend; sommige Franse etymologen nemen aan dat eerder het omgekeerde het geval is. Mocht er wél sprake zijn van ontlening aan het Frans, dan staat nog te bezien of aan het Franse woord een Nederlands droog ten grondslag ligt; hier kan ook een Middelnederduitse vorm in het spel zijn.
Dat het Italiaanse fambrosa uit het Franse framboise is ontstaan, is heel aannemelijk, maar dat het Franse woord op het Nederlandse braambeezie teruggaat, is omstreden.
Het woord lanzichenecco komt niet uit het Nederlandse landsknecht, maar uit het Duitse Landsknecht (Ned. landsknecht en Fr. lansquenet trouwens óók!).
Dat het Italiaanse machignone direct uit makelaar zou komen, lijkt me onwaarschijnlijk; hier moet, gezien de vorm, eerder gedacht worden aan het Franse maquignon.
Het Italiaanse scorbuto is heel zeker uit Middellatijns scorbutus ontstaan, maar minder zeker is of dit woord op het Nederlandse scheurbuik teruggaat.