● Ieders probleem
Enige brandende kwesties.
Een: het begin. Spreekt men na de pieptoon het antwoordapparaat in de tweede of derde persoon toe? Kun je zeggen ‘U spreekt met’? Kaatsen hallo, dag en hoi niet af op een muur? Voornaam of achternaam? ‘Hier is Appel. Ik wil de heer Michael vragen of hij al toegekomen is aan commentaar op mijn artikel. Goedemiddag. Dank u.’
Twee. Een zin loopt fout. Doen of er niets aan de hand is? Erover piekeren tijdens het inspreken maakt volgende zinnen nog erger. Doorstuntelen wekt medelijden op. Een korte pauze wellicht? Ook afluisteraars krijgen daar kromme tenen van: gedeelde smart dus. In bepaalde omstandigheden is een opmerking over het gesprek zelf aan te bevelen: ‘Help Wim, ik kom er niet uit met mijn boodschap; kun je nog een keer piepen?’
Drie. Zijn leukheid en creativiteit gewenst? Bij kantoren en instellingen is het vaak energieverspilling. Maar een leuk antwoordapparaat, een leuke vriend of een leuke vriendin vereisen leuke ingesproken boodschappen. ‘Dag Felix, met mij. [pauze] Ja, je denkt er maar even over na hoor! [pauze] Nou ja, je weet natuurlijk wel wie ik ben, hihi [pauze] of niet soms? Ra, ra, waarom bel ik? Doei!’
Vier. Hoe beëindigt men de inspraak? ‘Einde mededeling’ staat ver af van een normaal telefoongesprek, maar als u inspreekt dat het poortje van uw sierhek vijf centimeter hoger moet zijn dan op de offerte stond aangegeven, is er niks mis mee. ‘Bel me zo gauw mogelijk terug’ schept voor sommigen een kans op gezichtsverlies. Een beetje zeurderige afsluiting uit protest tegen de gedwongen monoloog (hoog inzettend da- en laag eindigend -ag) wint privé steeds meer terrein. ‘Meer heb ik niet te zeggen’ kan ook.
Vijf. U bent uitgesproken, legt opgelucht de hoorn neer en realiseert zich wat vergeten te zijn. Had u zich eigenlijk wel met uw naam gemeld? ‘U spreekt nog even met Koppen, ik