Onze Taal. Jaargang 60
(1991)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 10]
| |||||||||
Malle propismenF. JansenMalapropismen vormen nu al meer dan een jaar een vast onderdeel van de redactievergaderingen. Elke keer ligt er een stapeltje inzendingen, elk vaak met vier of vijf voorbeelden. De malapropismen die u onder ogen krijgt, hebben een uiterst strenge selectie overleefd. Waarom krijgen we zulke stapels? Natuurlijk is een belangrijke oorzaak dat het aantal manieren om iets fout te doen oneindig is. Een andere oorzaak is op de balk en de splinters terug te voeren. Tot dusver kwam er geen brief binnen met een begin als ‘Zelf gebruikte ik voortdurend [X] als ik [Y] bedoelde, totdat mijn vrouw me erop wees dat ik een malapropisme gebruikte.’ De brieven beginnen wel vaak met ‘Van mijn patiënten hoor ik...’ of ‘Onze werkster zegt voortdurend...’ Ongetwijfeld is er nog een oorzaak: het is niet zo duidelijk wat we onder een malapropisme moeten verstaan, zodat de inzendingen allerhande soorten afwijkingen van de standaardtaal bevatten. Voor deze onduidelijkheid hoeft zich overigens niemand te schamen, want in de literatuur over dit onderwerp is eveneens sprake van verwarring. Dat mag lastig zijn voor de geleerden, ons geeft het enige speelruimte om de malapropismen als volgt af te bakenen: een malapropisme is het onbewuste gebruik van een verkeerde woordvorm (of uitdrukking) als gevolg van het bestaan van verwarring met een of meer andere, erop lijkende woordvormen (of uitdrukkingen). Voorbeelden zijn: tweecontinentenlijm voor tweecomponentenlijm, juriscorrespondentie voor jurisprudentie en toen ging mij een belletje op voor toen ging mij een lichtje op of toen ging bij mij een belletje rinkelen. | |||||||||
● Geen malapropismenVolgens deze definitie is lang niet elk gevolg van onjuist woordgebruik een malapropisme. In de eerste plaats vallen vergissingen en versprekingen uit de boot. Een voorbeeld uit een NOS-journaal, waarin de nieuwslezer over Wall Street opmerkte ‘de beurs gaf een daling op alle fronsen te zien’. Natuurlijk is fronsen een mengvorm van fronten en fondsen, maar het is uiterst onwaarschijnlijk dat de nieuwslezer ook maar éven in de veronderstelling verkeerde dat deze mengvorm het juiste woord was. De oorzaak van zulke vergissingen is meestal dat de spreker het andere woord al in gedachten had, omdat hij van plan was het in een volgende zinssnede te gebruiken. Vaak zet de spreker zijn vergissing recht, en het zal niet gauw gebeuren dat hij dezelfde foutieve vorm een tweede keer gebruikt.
In de tweede plaats komen puur betekenisloze verhaspelingen niet in aanmerking, want die zijn niet ontstaan door verwarring met een ander woord. Zo vond ik eens in opstelletjes tientallen varianten van het woord carburateur (karpateur, karrapateur, kappeteur, etc.) en noteerde StutterheimGa naar eind1 nog meer vervormingen van evacueren (fakweren, evacatutueren, etc). In zulke gevallen moeten we aannemen dat de sprekers ooit oppervlakkig kennisgemaakt hebben met de goede vorm, zonder gelegenheid te hebben gehad om de precieze woordvorm te leren. Verkeerd beklemtoonde woorden horen in dezelfde buitengesloten categorie thuis. Ten slotte is een woord dat in een totaal verkeerde betekenis gebruikt wordt (zoals casu quo voor ‘en’) ook geen malapropisme. | |||||||||
● Misses malapropDe omschrijving van malapropisme is dus tamelijk eng wat de vorm van de woorden betreft. Aan de andere kant zien we geen beperkingen wat de sprekers betreft, in tegenstelling tot sommige onderzoekers die malapropismen aan ongeschoolde taalgebruikers voorbehouden achten. Etymologisch is dat overigens ongetwijfeld correct: de naamgeefster van onze fout, Mrs. Malaprop, een achttiende-eeuwse toneelfiguur, was niet geschoold. Toch is het onjuist om te menen dat een studie mensen van malapropismen zou vrijwaren. Uit de mond van een gepromoveerde neerlandica noteerde ik onlangs: ‘Met dat type onderzoek heb ik geen affiliatie’ (i.p.v. affiniteit). Hoogstens zou het volgende het geval kunnen zijn: de malapropismen van ongeschoolden vallen meer op, omdat de woorden die zij verwarren, bekend zijn bij hoger geschoolde hoorders. Daarentegen gaat het bij de ‘geleerde’ malapropismen om de verwarring van woorden die voor iedereen moeilijk en abstract zijn. Verder lezen hoger opgeleiden natuurlijk meer, waardoor ze meer kans hebben om zichzelf stilzwijgend te corrigeren. | |||||||||
● Vermoedelijke oorzakenDe overblijvende malapropismen kunnen we op twee manieren indelen: naar vermoedelijke oorzaak en naar resultaat. Eerst de vermoedelijke oorzaak. Uit de definitie blijkt al dat aan de wieg van een malapropisme een min of meer gelijkluidende woordvorm of uitdrukking moet staan. Verwarring van twee totaal verschillende woorden uit hetzelfde betekenisveld leidt niet tot een malapropisme. Iemand die mes bedoelt en bijl in zijn achterhoofd heeft, hoor je nooit mijl uiten. Sterker nog, als in die omstandigheden toch mijl geuit werd, zouden hoorders het woord niet als malapropisme opvatten. Toch stimuleert een overeenkomst in de betekenis van twee woorden tot op zekere hoogte de vorming van malapropismen. In de inzendingen van de lezers treffen we vrij veel voorbeelden van lichte betekenisverwantschap aan (het goede woord staat steeds na het streepje): | |||||||||
[pagina 11]
| |||||||||
volksmanager/volksmenner, pertinent/permanent, insex/incest, banage/ballotage en gereïncameerd/gereanimeerd. Verder blijkt uit de voorbeelden dat de betekenis van het malapropisme meestal voorstelbaarder, concreter is dan die van het bedoelde woord: privaat/privacy, narcis/narcist, liguster/illuster en poliepkliniek /polikliniek. De extreemste voorbeelden hiervan zijn de veranderingen in woorden die we alleen kennen als deel van uitdrukkingen en zegswijzen. Een goed voorbeeld is ‘hij heeft veel plannetjes bekokhalsd’; bekokstoofd komt alleen in deze uitdrukking voor. Deze neiging naar het concrete is overigens alleen een tendens; tegenvoorbeelden zijn prognose/prothese en capsones/capsules. | |||||||||
●Vorm-overeenkomstWelke overeenkomst in de woordvormen draagt het meest bij aan de verwarring? Een voorlopige beschouwing van de inzendingen levert de volgende tendensen op:
Ten slotte is het alsof soms zelfs de geschreven vorm een rol speelt. Hoe kunnen we anders vaccinerend/fascinerend verklaren, dan door aan te nemen dat de c die in fasc wel geschreven maar niet uitgesproken wordt, stuurt naar de klankvorm vaks in vaccinerend? | |||||||||
● Het puntje van de tongDeze tendensen kunnen misschien iets duidelijk maken over de manier waarop we de woorden in ons hoofd hebben opgeslagen: vormaspecten als lengte, klemtoonstructuur en woordbegin spelen de hoofdrol; de betekenis speelt een bijrolletje. De vormbewustheid van het woordenboek in ons hoofd blijkt ook uit het blokkeervermogen van malapropismen. Vraag iemand naar het vreemde woord voor ‘niet tijdelijk’ of ‘vrouwenarts’, en het antwoord luidt binnen de seconde permanent en gynaecoloog. Onze reactie op (1) en (2) is meestal anders:
(1) Dat zomerhuisje is niet bedoeld voor pertinente bewoning. (2) Zij ligt in de kinologische afdeling van het ziekenhuis.
We weten dat de gecursiveerde woorden fout zijn, maar kunnen niet snel op het goede woord komen. Het malapropisme hangt als een gordijn voor het goede woord, zodat we daar geen toegang toe hebben. Hoe meer de woordvormen verschillen, des te zwakker wordt het blokkeereffect: stand op heden blokkeert stante pede nauwelijks. | |||||||||
● Niet bestaande woordvormenWe kunnen de malapropismen ook indelen op grond van de taalvorm waarin ze resulteren. In verreweg de meeste gevallen die we tot nu toe behandelden, leidde de verwarring tussen de taalvormen tot de keuze van een bestáánd woord: in het hoofd van de spreker heeft de ene woordvorm een vijandige overname gepleegd op een andere. Maar er zijn ook woordfusies mogelijk. Dan versmelten twee woorden tot een woordvorm die tot dusver niet bestond. Voorbeelden zijn juriscorrespondentie, lemitigeren, financieeltropisch, improvisorisch, eucharisma. Verder horen alle versmolten uitdrukkingen (zoals ‘toen ging mij een belletje op’, en ‘daar heeft hij een harde kluif aan’) tot deze categorie.
Zulke woordversmeltingen komen veel minder in onze verzameling voor, maar zijn wel bijzonder interessant, omdat we eruit kunnen opmaken hoe ‘woordjes leren’ in de praktijk in zijn werk gaat. Taalkundigen analyseren gelede woorden (dat zijn woorden als spreekuur en spreekster) door aan elk vormdeel (spreek, uur, -ster) een aparte betekenis te hechten. Zulke analyses zijn wel wetenschappelijk overtuigend, maar er is geen enkele garantie dat de taalgebruikers al die woorden op dezelfde manier analyseren. Ik denk dat gewone taalgebruikers bij veel gelede woorden slechts aan één onderdeel een - vage - betekenis toekennen. De rest van de woordvorm bestaat voor hen uit betekenisloze klankresten, die zonder veel problemen door andere te vervangen zijn. Een gewoon malapropisme scherpt ons deze gang van zaken in. Een mooi malapropisme verhelpt het gebrek aan betekenis. Zo kiert door corpuleren aanzienlijk beter het lijfelijke karakter van deze bezigheid heen, dan bij copuleren het geval is.
Blijf insturen!
Leo Immerzeel
|