| |
Schrijven voor de wereld
Ivo de Wijs, tekstschrijver
We zijn een wereld aan het maken uit één stuk. Muren worden omgewrikt en grenzen opengezet. Al enkele jaren zijn we buitengewoon geïnteresseerd in de oerknal, de geboorte van de planeet aarde, omdat we uitgekeken zijn op de globe in ons wandmeubel: die wereldbol bevat veel te veel kleuren en stippellijnen. We zijn razend benieuwd naar een bol met slechts twee tinten: blauw voor het water, en - laat ik een hoopvolle kleur nemen - groen voor het land. Voor ál het land. Geen grenzen meer, geen oorlogen, geen dictaturen, geen provincialisme, geen misselijkmakende economische wedijver. Vrijheid, gelijkheid, wereldbroederschap.
Pais en vree alom? Nee, nog niet alom. Aan de Belgische taalgrens staan nog twee groepen onverzoenlijken met hooivorken in elkaars strottehoofden te prikken. Niet op goddelijk gezag, niet uit honger of gebrek, maar enkel en alleen bezield door de al dan niet vermeende rechten van hun taal. Er zijn grenzen die niet op de globe staan en die zich ergo niet zo simpel zullen laten uitvegen.
| |
● Wij, de kosmopolieten
Vele landen met vele talen sluiten zich aaneen. Nederland doet volop mee en het proces van internationalisering, dat immers allang aan de gang is, wordt daarmee nog eens versneld. Oh, wat zijn wij internationaal! Ohoh, wat worden wij nog met de dag internationaler! Mitterrand kent geen Engels. Wij wél! Thatcher spreekt geen Duits. Wir wohl! Mitterrand, Thatcher noch Kohl spreekt Nederlands. Geeft niet, wij Nederlanders kennen onze talen, wij zijn de voorhoede van het internationale denken, wij zijn de eerste échte kosmopolieten.
Het doel is prachtig: eerst alle Europese landen op één lijn en daarna de hele wereld net zo eensgezind als vlak na de oerknal. De voordelen zijn evident: vrij verkeer van goederen en personen, een economie zonder belemmeringen, gezamenlijke milieu-inspanningen, enz. Het is allemaal zo mooi dat iemand die durft te wijzen op enig nadeel, al snel wordt versleten voor een conservatief of voor een enge nationalist. Mij zullen ze waarschijnlijk een egoïst noemen.
Dames en heren, ik leef hoofdzakelijk van mijn pen. Ik schrijf liedjes, komische schetsen, draaiboeken, verzen, kinderboeken, artikelen, vertalingen, enz. Wanneer ik ergens optreed als presentator, kunt u dat
| |
| |
beschouwen als een afgeleide van mijn schrijfwerk: ik lepel zelden teksten op die door iemand anders voor me zijn klaargelegd. Ik maak het liever zelf, want dan kan ik er iets moois of iets geestigs van maken. Welnu... iets moois of iets geestigs maken, kan ik alleen in het Nederlands. Alleen in mijn moedertaal bezit ik voldoende idioom, voldoende grammaticale kennis en vooral: voldoende wendbaarheid. Net als u beheers ik genoeg buitenlands om voor kosmopoliet door te kunnen gaan, maar mijn broodwinning hangt af van de Nederlandse taal en van de mogelijkheden die de Nederlandse taal krijgt van de media, en van de betekenis van de Nederlandse taal voor de Nederlandse cultuur.
| |
● Over de grens schrijven?
Er zijn schrijvers geweest die alle stof van hun voeten schudden, die hun vaderland en hun moederspraak lieten voor wat ze waren, die een nieuwe taal omarmden en in die taal vervolgens onvergankelijke meesterwerken schiepen. Joseph Conrad was een Pool die in Engeland verzeild raakte en daar ‘being a distinguished stylist’ onder andere Lord Jim schreef. In het Engels. Vladimir Nabokov was een Rus die naar Amerika ging, waar hij onder andere Lolita schreef in ‘a fine, lucid and controlled style’. Die beide groten zijn voor mij de uitzonderingen op de regel. Het is vrijwel niemand gegeven zich in een nieuwe, tweede taal even ‘fine, lucid, controlled and distinguished’ uit te drukken als in zijn of haar eerste taal. De auteur Midas Dekkers nam onlangs op zich een Amerikaans boek te vertalen. Dat boek was geschreven door een Nederlandse wetenschapper die zich in de V.S. had gevestigd. Deze wetenschapper meende dat het hem gegeven was zijn boeken meteen in het Engels te schrijven. Maar niets bleek minder waar. ‘Het was de makkelijkste vertaalklus die ik ooit gedaan heb,’ zei Midas, ‘de man schrijft helemaal geen Engels, de man schrijft vertaald Nederlands dat zich in een handomdraai laat terugschroeven.’
Leo Immerzeel
De kunstjes die ik ken, kan ik niet in het Engels en al helemaal niet in het Frans of Duits of Spaans. Ik kan niet schrijven voor Europa of voor de wereld. En ik zal dat ook nooit kunnen leren. Daarmee zit ik vastgespijkerd in Nederland.
Het verdwijnen van allerlei grenzen biedt de makers van literatuur en lectuur weinig perspectieven. De Nederlandse schrijver wacht gelaten naast zijn stapel kleine oplagen op een vertaler die de taalgrens voor hem zal openen.
| |
● Tot regio vervallen
Een eerste egoïstische conclusie: de landsgrenzen mogen van mij, als broodschrijver, best weg, maar de Nederlandse taal, die moet blijven. Ach, en die taal blijft ook wel. Miljoenen mensen spreken Nederlands en zullen dat blijven doen. Het Fries is er ook nog steeds. Maar gaat het goed met het Fries? Ik vind van niet. Ik vind dat het Fries zich uitstekend leent voor folkloristische hoogtijdagen, waar heit en mem zich vergapen aan fierljeppen, klûnen en skûtsjesilen: kleurrijke vermaken uit den ouden tijdt, gevangen in woorden die al evenzeer geuren naar voorbije eeuwen. Nee, ik vind dat het niet goed gaat met het Fries. En ik verbaas me er weleens over dat me dat zo weinig kan schelen. Ik sta vanuit Amsterdam te kijken naar het Fryske taalgebied rond Ljouwert en ik denk: ‘Tja, zo gaat dat met een regionale taal, het leeft nog wel, maar het bloeit niet meer...’ En dan realiseer ik me ineens dat er op precies dezelfde manier vanuit Londen, Parijs, Berlijn, Rome en Madrid naar het Nederlandse taalgebied gekeken wordt: ‘Pff... rondom Schiphol spreken ze Nederlands, dat leeft nog wel, maar bloeit niet meer, zo gaat dat nu eenmaal met regionale talen...’ En dan schrik ik.
Ons vaderland is op de globe nauwelijks terug te vinden. Zodra we onze eigen kleur verliezen, zullen we niets anders zijn dan een regio van het grote continent Eurazië. En we zijn onze eigen kleur al volop aan het kwijtraken. We zijn immers te klein om voldoende weerwerk te bieden aan de rest. Eigenlijk is dat jammer, want wij zijn een heel verstandig volk, wij kunnen terugzien op een indrukwekkend verleden, wij zijn hoog opgeleid (‘wij spreken onze talen’), wij zijn geen heethoofden, wij hebben verlichte opinies over abortus, drugs, criminaliteit, doodstraf, ontwikkelingssamenwerking, euthanasie, enzovoort, maar onze weloverwogen denkbeelden worden uitgehold en platgeperst door het internationale overleg en door het vervallen van de grenzen. Professor A. (Bram) de Swaan, die veel over de rol van Nederland in het Europa van de toekomst heeft gepubliceerd, noemt als voorbeeld het vaderlandse drugbeleid. Dat zag er op papier tolerant en verantwoord uit, maar het mislukte door de overmaat aan buitenlandse verwijten en door de toevloed van buitenlandse gebruikers.
| |
| |
| |
● Erosie van de cultuur
Ook op cultureel gebied zijn wij héél bekwaam. Ons eigen culturele geluid is echter eveneens te zwak om weerwerk te bieden. Ons land wordt bovendien dag en nacht bestookt met wat Bram de Swaan in NRC Handelsblad ‘de vaderlandloze cultuur’ noemde. En De Swaan vervolgde met:
De aantrekkingskracht van deze vaderlandloze cultuur is gelegen in het internationalisme, in de grenzeloosheid. Voor jonge mensen is het een manier om afstand te nemen van de ouderlijke macht die juist in plaatselijke verhoudingen geldt. Het is voor arme mensen een manier om althans in de symboliek te ontsnappen aan de plaats waaraan zij gebonden zijn. En voor alle mensen heeft dat wereldwijde een eigen fascinatie, een opwinding en een ontroering.
De fascinatie voor de eerste man op de maan, de opwinding om de clips van Madonna, de ontroering om de verliefde pubertjes in The Wonder Years: de internationalen aller landen vergapen zich aan de schier eindeloze stroom van van origine Amerikaanse, maar in essentie vaderlandloze beelden en muzieknoten. Grenzenloze aanslagen op onze eigen cultuur, een erosie die maar doorgaat, zeven dagen per week op, bij mij thuis, inmiddels 19 kanalen. Mensen die pakweg twintig jaar geleden terugkeerden van een visite aan New York, riepen: ‘Mijn hemel, die tv-commercials, de eerste dag was het nog wel leuk, maar de tweede dag was het al om hoorndol van te worden: dat moeten we hier nóóit en never hebben!’ Maar we hébben het al. En onze kinderen, die Dennis en Geoffrey en Jennifer heten, beoefenen met de afstandsbediening in de hand het zogenoemde ‘kanaalzwemmen’ - en als ze daarbij onverwacht Nederlands tegenkomen, roepen ze: Shit!
| |
● Opera en toneel
De erosie voltrekt zich op allerlei gebieden. En om deel te hebben aan de internationale ‘scene’ dragen we er vaak zelf aan bij. Omdat we zo graag kosmopolieten willen zijn en willen pronken met onze kennis van de moderne talen, zijn we onmiddellijk bereid onze taal te verloochenen en
•
‘Grenzenloze aanslagen op onze eigen cultuur, zeven dagen per week’
•
onze cultuur te veronachtzamen. Ik, nauw verbonden met taal en cultuur, zie allerlei merkwaardige en zorgwekkende dingen gebeuren.
Opera is de meest internationale kunstvorm die er is. Regisseurs en diva's fladderen rond de wereldbol, van de Scala naar de MET. Ons muziektheater is slechts een pleisterplaats voor het internationale geoperationaliseerde vliegverkeer. In de Nederlandse opera zingen Amerikanen Russisch onder aanvoering van een Franse regisseur en een Duitse dirigent. Zo gaat dat in wat men al jaren de opera-wereld noemt. Opera-landen bestaan niet meer. Als de Nederlandse Opera een échte eigen produktie uitbrengt, worden de wereldwetten er meteen op losgelaten. Peter Schat schakelde voor zijn Nederlandse opera Houdini een Angelsaksische librettist in - en niemand keek ervan op. Louis Andriessen gebruikte voor De Materie wél Nederlandse teksten, maar liet die door een Engelse zangeres onverstaanbaar maken.
In de schouwburgen signaleer ik evenzeer rare ontwikkelingen. Oorspronkelijk Nederlandstalige toneelstukken zijn schaars: van oudsher zijn we daarom op het buitenland aangewezen. De laatste jaren staat dat buitenland ons steeds minder toe om zijn stukken naar onze eigen Nederlandse ideeën op de planken te zetten. We krijgen glashard te horen hoe we het moeten doen. Als we het anders willen doen, krijgen we de rechten niet. Het aanpassen van een stuk (Londen veranderen in Amsterdam, John in Jan en van de zwarte verkrachter om redelijkheidswil een witte verkrachter maken) is niet meer toegestaan.
| |
● Gladde exportprodukten
De Nederlandse film is al naar het buitenland vertrokken. Ik hoorde de Nederlandse filmregisseuse Marleen Gorris op de radio vertellen dat een beetje film tegenwoordig vier miljoen kost. Dat geld valt in Nederland niet meer bij elkaar te schooien - en ook niet meer terug te verdienen. Nederlandse filmmakers maken daarom films in Amerika, Engeland of Frankrijk, in het Engels of het Frans in samenwerking met Engelse of Franse scenarioschrijvers.
Hoe zit het met de Nederlandse televisie? De Nederlandse televisie doet toch weleens wat aan oorspronkelijk nationaal drama? Inderdaad, maar de televisie heeft vooral andere prioriteiten, te weten: kijk- en waarderingscijfers én eventueel internationale verkoopbaarheid. Wie herinnert zich nog de televisiebewerking van het door-en-door Nederlandse boek Karakter van Bordewijk? Dat was prachtig. Ben ik nu werkelijk een cultuurpessimist als ik daarmee vergeleken De Fabriek een soort namaak-Dynasty vind, en Medisch Centrum West een gladgemaakt potentieel exportprodukt?
Het Nederlandse lied beleeft dezer dagen een nostalgische bloeiperiode. In hoog tempo verschijnen er verzamelbundels met radio-liedjes van vroeger en cabaretliedjes van toen. Toen wij van Rotterdam vertrokken was de eerste en in hoog tempo volgden Zij kon het lonken niet laten, Bloesem van seringen, Ik zou je 't liefste in een doosje willen doen en Dat is uit het leven gegrepen. Die stortvloed verbaast. Een historisch tijdvak, de epoche van het vaderlandse deuntje, is afgesloten en wordt in ijltempo in kaart gebracht. De microfoon is nu voor de nieuwe Nederlandse zangers die internationaal Lee Towers en George Baker heten en die internationale liedjes zingen in het internationale Engels. Oh, natuurlijk, er worden nog steeds Nederlandse liedjes gemaakt en gezongen, maar media noch publiek ervaren daarbij de eerder geschetste grenzenloze
| |
| |
fascinatie, opwinding en ontroering. De belangstelling voor Nederlandstalige vocalisten en tekstdichters taant. Platen van fenomenen als Jules de Corte, Adèle Bloemendaal, Drs. P of Jasperina de Jong worden nog maar mondjesmaat gemaakt. De jonge, succesvolle cabaretgezelschappen maken in de mediawereld geen enkele kans, hun idioom is te nationaal, te Nederlands. En toptalenten als Koot en Bie maken geen kans in de wereld media, om precies dezelfde reden. En intussen zingt George Baker: ‘We went to your flat, and we shared your bed.’ Dat is geen Nederlands, dat is ook geen Engels, dat is internationaal, en dat scoort.
•
‘Al die taalprogramma's op tv zijn weinig meer dan omhelzingen van een stervende’
•
| |
● Sidderen voor d'ancona
Wat ik zoëven somber meedeelde over het Nederlandse lied (‘gauwgauw, nog even genieten voor het helemaal weg is!’) geldt volgens de columnist Bas Heyne trouwens voor de Nederlandse taal als geheel. Heyne ziet bijvoorbeeld in al die plotselinge taalprogramma's op tv (Tien voor Taal, Taalmeesters, EO-Taalkwis) weinig meer dan omhelzingen van een stervende. Zo ver ga ik niet, al moet ik erkennen dat de kansen voor onze taal afnemen.
Ik had een kinderboek geschreven. Dat was een mooi boek, al zeg ik het zelf. Trouwens, mijn uitgever zei het ook:
‘Gossie, wat een mooi boek is dat, maar... uitgeven kan ik het niet. Het is te Nederlands, het is niet geschikt voor de grote Europese markt, ik kom niet uit mijn kosten als ik er maar 3000 stuks van kan maken. Wie een typisch Nederlands boek maakt, zoals jij, vol onvertaalbare Nederlandse rijmpjes, kunnen we niet op een Europese pers leggen en die komt dus onvermijdelijk terecht bij de WVC-subsidie-cultuurvoor zolang als het duurt...’
‘Voor zolang als het duurt...’ Inderdaad: WVC heeft geen onbeperkte fondsen, WVC subsidieert niet driemaal dezelfde schrijver, WVC moet zorgen dat iedereen een keertje aan de beurt komt. Enfin, die overwegingen kan ik allemaal nog billijken, maar ik sidder als ik hier parafraseer wat ik minister d'Ancona eens heb horen zeggen: ‘Vanzelfsprekend zullen wij na 1992 in een Verenigd Europa onze subsidieregelingen ook toegankelijk maken voor kunstenaars van buiten Nederland.’ Dat klinkt grootmoedig en gastvrij en internationaal, maar het is voor de Nederlandse taal en de Nederlandse auteurs rampzalig. Een klein taalgebied kan niet concurreren met een groot taalgebied - en moet daar ook niet toe gedwongen worden. Ik hoop dat de minister tijdig nog eens naar Friesland kijkt: in Friesland verschijnt al jaren geen boek meer zónder subsidie, maar een Fries die zou opperen om het Friese subsidiegeld nu eens een keertje aan een veelbelovende Italiaan te geven, zou onverwijld naar Groningen verbannen worden.
| |
● Gesubsidieerd kasplantje
Meer conclusies. Nederland wordt een regio waar regionalen het regionale Nederlands tegen elkaar spreken. In de politiek, de handel, de wetenschap, de cultuur zal het Nederlands steeds meer terrein verliezen. De mogelijkheden voor Nederlandse pennevoerders zullen teruglopen, zeker als hun minister hen in de steek laat, maar ook als hun minister hen niet in de steek laat.
Hoe vreselijk is dit alles? Zeker, voor mij en mijn winkeltje zijn er beangstigende vooruitzichten. Ik zou luidkeels kunnen roepen om meer overheidsgeld en meer nationaal cultuurbeleid, maar ik verwacht daarvan op internationaal niveau eigenlijk geen zier. De wereld zit niet te wachten op zwaargesubsidieerde culturele kasplantjes, de wereld wil tulpebollen: de regio Nederland zal alleen met folkloristische artikelen nog kunnen scoren op de internationale markt.
Is er nog hoop? ‘Een beetje’, zegt de socioloog Burgers in zijn proefschrift De schaal van solidariteit. De supercultuur, meent Burgers, ‘genereert te weinig betrokkenheid om zichzelf in stand te houden, vooral omdat vormen en middelen centraal staan en niet, zoals in de lokale cultuur, inhoud en streefdoelen’.
De internationale supercultuur geeft geen zin aan het bestaan van de moderne mens, levert ons een onttoverde wereld, zegt Burgers en hij citeert in dat verband Cees Nooteboom, die schreef:
‘ze waren alleen in een mooi leeg universum dat over zijn zelfgemaakte rails zoefde als een trein zonder bestuurder - en er werd weer uit alle ramen om hulp geroepen’.
De wereld uit één stuk komt eraan, alle tekenen wijzen daarop, maar de cultuur van de grenzenloze continenten zal ons op den duur niet bevredigen. De vaderlandloze cultuur zal zich opnieuw willen voeden en daarvoor op zoek gaan naar de oude, voormalige vaderlanden. Die vaderlanden zijn dan, helaas, verdwenen. Hun grenzen zijn van de kaart geveegd. De enige grenzen die nog terug te vinden zijn, zijn de grenzen die nooit op de globe gestaan hebben: de grenzen van de taal. Binnen die grenzen moeten de mensen gevonden worden die de zinloze cultuur een nieuw gezicht kunnen geven. Op die glorieuze dag zal ik wachten. En tot die dag zal ik me verbazen over de schaalvergroting en me opwinden over de erosie, als een opgeslotene binnen onzichtbare grenzen, als een gevangene van de taal, als een water-en-brood-schrijver.
Summary.
A Dutch writer like Ivo de Wijs is unable to earn his living by writing in another language. Therefore he is really frightened by the huge get-together of countries and continents and the inevitable development that will lead to cultural unity-sausage (eenheidsworst). A hollow super-culture will reign the world. All men will be free except for the Dutch writer who will be the eternal prisoner of language boundaries.
I thank you well.
|
|