Opnieuw een aantal
C. van Dijk - Dordrecht
De vraag welke persoonsvorm (meervoud of enkelvoud) moet worden gebruikt na aantal, blijft menige taalliefhebber bezighouden.
In Onze Taal van december 1985 werd op blz. 158 in de rubriek Vraag en Antwoord de vraag voorgelegd: ‘Wat moet het zijn: Gisteren kwamen een aantal mensen op bezoek of Gisteren kwam een aantal mensen op bezoek?’ De redactie spreekt haar voorkeur uit voor ‘kwam’, maar acht ‘kwamen’ zeer goed te verdedigen. Hoewel ik besef dat vragen die de toepassing van de taal betreffen niet altijd ondubbelzinnig kunnen worden beantwoord, meen ik dat er voor de onderhavige kwestie een oplossing is. Het is volgens mij voor de vervoeging van het werkwoord bepalend hoe het woord ‘aantal’ wordt gebruikt: als telwoord (persoonsvorm in het meervoud) of als zelfstandig naamwoord (persoonsvorm in het enkelvoud). De volgende voorbeelden mogen als toelichting dienen.
1. | Een aantal bezoekers zijn blijven slapen. |
2. | Het aantal bezoekers was groter dan vorig jaar. |
In de eerste zin is ‘een aantal’ gebruikt als onbepaald telwoord. Het heeft hier geen zelfstandige betekenis, maar geeft een nadere aanduiding van de kern van het onderwerp ‘bezoekers’.
Niet het aantal is blijven slapen, maar de bezoekers hebben overnacht. Aan de juistheid van ‘Tien bezoekers zijn blijven slapen’ zal niemand twijfelen. Of het telwoord in een zin bepaald is (tien) of onbepaald (een aantal), mag mijns inziens niet van invloed zijn op de persoonsvorm.
In de tweede zin is ‘aantal’ gebruikt als zelfstandig naamwoord. (Vergelijk: een tien op het rapport). Hier geeft het woord ‘bezoekers’ een nadere aanduiding van de kern van het onderwerp ‘het aantal’.
Soms kan het hierboven gemaakte onderscheid de bedoeling van een zin doen uitkomen, zoals in:
- | Een aantal honden wordt niet geregistreerd (in tegenstelling tot mensen, van wie het aantal wel wordt bijgehouden). |
- | Een aantal honden worden niet geregistreerd (in tegenstelling tot de honden die wel worden aangemeld). |