Gegrepen en verzopen
Aamborstig (= ‘engborstig’, astmatisch) bent u misschien; van aambeien (= ‘enge anusbessen’), steenpuisten, negenogen en karbonkels (letterlijk ‘kooltjes’) kunt u verschoond blijven, maar griep is onontkoombaar. De ziekte die u plotseling grijpt. Wij hebben het woord uit het Frans, maar van oorsprong is het afkomstig uit een Germaanse taal. Griep hoort bij het werkwoord grijpen.
U kunt maanziek of manziek zijn. U kunt komen te lijden aan rozen, vuren en zuchten: netelroos, gordelroos, miltvuur, koudvuur, waterzucht en geelzucht. Zucht heeft te maken met het woord ziek. Zucht in geelzucht of in eerzucht betekent ‘ziekte’. De -ch- is hier ontstaan uit een -k-, net zoals in ‘zocht’ bij het werkwoord ‘zoeken’. Zucht in de betekenis van ‘een diepe ademhaling’ is een homoniem. Het werkwoord zuchten is verwant met zuipen. De -ch- in deze zucht komt van een -p-. Dit kunt u vergelijken met ‘kocht’ en ‘kopen’.
In de eerste alinea sprak ik over morbide overpeinzingen. Morbide hoort bij het Latijnse zelfstandige naamwoord morbus ‘ziekte’. Hierin zit dezelfde stam als in mors ‘dood’ en morior ‘sterven’. Ziekte kan tot de dood leiden.