Taalcuriosa
Lucifers
Jules Welling
Spelletjes met lucifers kunnen aan de bar soms goed van pas komen als de conversatie even niet wil vlotten. Er zijn eenvoudige varianten, maar ook zeer moeilijke, waarin de taal een rol speelt.
Leg vijftien houtjes op een rij. Wie aan de beurt is, mag één, twee of drie houtjes wegnemen. Wie het laatste houtje moet wegnemen, verliest. Er mogen in principe ook duizend houtjes liggen; dat maakt niets uit. U hoeft alleen maar goed tot 4 te kunnen tellen: bij 5, 9, 13, 17, 21, enzovoorts (steeds 4 erbij) moet de tegenstander ‘aan zet’ zijn. Neemt hij er bij 15 slechts 1, dan kunt u al niet meer verliezen. (U neemt er ook 1 en hij zit op 13.)
Veel moeilijker is deze opgave:
1 + 1 = 11. Dat klopt niet, zult u zeggen, en terecht, want 1 + 1 = 2. De uitkomst moet dan ook niet 11 zijn, maar 130! U mag één houtje verleggen vanuit 1 + 1 = 11 om van deze ‘onzin’ een redelijk betoog te maken. Dat is al een lastige puzzel, ook al is de oplossing eenvoudig: neem één houtje uit het gelijkteken weg en leg dat diagonaal aan de noordwestzijde van het plusteken. Het resultaat is dan 141-11 en dat is inderdaad 130.
Kan dat ook met letters? Jazeker. Voor het woord HEER hebt u vijftien houtjes nodig. U mag er één verleggen om van deze man een vrouw te maken. Dat is al een flinke opgave. De oplossing is, dat het middelste houtje van de eerste ‘E’ de verticale verbinding moet worden tussen het bovenste en onderste houtje van die letter...
Voor het woord MAN heeft u tien houtjes nodig. U mag er één bij leggen om van deze heer een vrouw te maken. Een geoefende man/vrouw mag voor dit curiosum toch wel een uurtje uittrekken. En het lijkt zo eenvoudig, één houtje maar...