Vraag en antwoord
Samentrekking en functies in de zin
Redactie Onze Taal
Vraag. Volgens mij deugt de volgende zin (uit een krantebericht) niet: ‘Bisschop Gijsen gaat de regeling al veel te ver en betrekt het starre standpunt dat de verantwoordelijkheid voor de katholiciteit van een school “onvervreemdbaar en onoverdraagbaar” bij de plaatselijke bisschop berust.’ ‘Bisschop Gijsen’ is eerst meewerkend voorwerp en vervolgens impliciet onderwerp in de samengestelde zin. Ik krijg echter te horen dat dit tegenwoordig niet meer fout mag worden genoemd: het taalgebruik verandert met de tijd en bovendien is toch duidelijk wat er wordt bedoeld. Denkt u er ook zo over?
Antwoord. Wanneer twee zinnen worden samengetrokken, wordt het bestanddeel dat beide zinnen gemeenschappelijk hebben slechts één keer genoemd. Dit mag echter alleen wanneer de gemeenschappelijke bestanddelen identiek zijn naar vorm, betekenis en grammaticale functie. In het volgende voorbeeld is sprake van een onjuiste samentrekking, omdat de bestanddelen niet dezelfde vorm hebben:
* Alle lezers en recensies waarmee een schrijver rekening moet houden...
Lezers met wie en recensies waarmee. Een verschil in betekenis ziet u in het volgende voorbeeld:
* Hij loopt op straat en gevaar overreden te worden.
Dit type fouten wordt hooguit met humoristische bedoelingen gemaakt. Anders ligt dat bij de laatste categorie (grammaticale functie), die de taalgebruiker vaak voor problemen stelt. In het voorbeeld over Gijsen ging het om een woordgroep die eerst meewerkend voorwerp en vervolgens onderwerp was. Ook de combinatie onderwerp - lijdend voorwerp komt voor:
* Deze zin keur ik af en moet verbeterd worden
* Een voorwoord leest hij niet en interesseert hem ook niet.
Opvallend is, dat in beide voorbeelden het lijdend voorwerp de eerste zinsplaats inneemt. Op deze plaats staat in mededelende, actieve hoofdzinnen veel vaker het onderwerp. Dit is misschien de oorzaak van de verwarring. Een foutieve samentrekking als:
* Ik keur deze zin af en moet verbeterd worden
komt veel minder vaak voor.
De combinatie onderwerp - meewerkend voorwerp is bijzonder verraderlijk, omdat sommige taalgebruikers het meewerkend voorwerp in veel constructies als het onderwerp opvatten. Dit verschijnsel, door J. van der Horst omschreven als de ‘leegloop van het meewerkend voorwerp’, levert zinnen op als
* Ik pas die schoenen niet (in de betekenis: ze hebben niet mijn maat).
in plaats van ‘Mij passen die schoenen niet’ of, uit de rubriek van PCUdB in het juni-nummer:
* Annelies en haar staf zijn er alles aan gelegen...
Overigens is het taalgebruik ook op dit gebied in verandering: Charivarius maakte nog bezwaar tegen ‘Ik lust dit niet,’ dat volgens hem ‘Mij lust dit niet’ moest zijn. Dat neemt echter niet weg dat samentrekkingen zoals:
* Ik pas en koop die schoenen niet (passen in de betekenis: de gewenste maat hebben).
nog steeds fout zijn. Let dus op de grammaticale functie bij samentrekkingen, vooral als er een meewerkend voorwerp in het spel is.