Onze Taal. Jaargang 56
(1987)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermdFoute samentrekking?
|
(1) | * De regen valt op rechtvaardige en onmensen |
(2) | * Piet bestudeerde de oer- en de Nederlandse taal. |
Het is echter de vraag of zo'n radicale afwijzing van deze constructie wel terecht is. Dit type samentrekking komt veel voor in schriftelijk taalgebruik, en zonder dat het, althans bij mij, als ongrammaticaal overkomt. Ook in mondeling taalgebruik heb ik het regelmatig aangetroffen. In mijn artikel ‘Conjunctiereductie in gelede woorden, een terreinverkenning’, Spektator 13 (1983-84), blz.3-19, kan men vele voorbeelden vinden. Zo vind ik de volgende - door mij of anderen in schriftelijk taalgebruik aangetroffen - gevallen van samentrekking heel normaal Nederlands:
(3) |
|
Dat dit soort taalgebruik heel normaal kan zijn, volgt uit het feit dat het Nederlands een - op onafhankelijke gronden aan te nemen - regel heeft die inhoudt dat men van twee identieke fonologische woorden er een mag weglaten onder nader te specificeren condities (die uitgewerkt worden in het hierboven genoemde Spektator-artikel). Dit begrip ‘fonologisch woord’ vereist uiteraard enige toelichting. De gedachte is dat ieder woord in grammaticale zin ook één fonologisch woord is, behalve samenstellingen, waarin ieder lid een afzonderlijk fonologisch woord vormt. Bij samenstellingen geldt dat ieder van de delen een zelfstandig domein van lettergreepverdeling is, getuige minimale paren als lood-spet versus loods-pet: als deze woorden in hun geheel één domein van lettergreepverdeling zouden vormen, zou het verschil tussen beide woorden niet hoorbaar gemaakt kunnen worden. Ook in bepaalde typen afgeleide woorden zoals woorden op -baar, -achtig, -schap, -ling en -heid vormen de achtervoegsels (suffixen) een apart fonologisch woord. Dat bijvoorbeeld roodachtig, in tegenstelling tot rodig, uit twee fonologische woorden bestaat, blijkt opnieuw uit de lettergreepverdeling, die het fonologisch woord als domein heeft: rood-ach-tig, niet * roo-dach-tig, vergelijk rodig. De volgende voorbeelden illustreren samentrekking bij dit soort gelede woorden:
(4) |
|
Deze regel van samentrekking is dus geen syntactisch-morfologisch, maar een fonologisch geconditioneerde regel. Dit blijkt ook overduidelijk uit samentrekkingen als de volgende:
(5) |
|
In (5c) bijvoorbeeld hebben binnen en buiten geen structurele relatie tot landse. Immers, de morfologische
structuur van bijvoorbeeld binnenlandse is [[[binnen][land]]se], waar in landse geen samenstellend element (constituent) is. Met andere woorden: de door de redactie geïmpliceerde conditie op samentrekking ‘gelijkheid van relatie van de betrokken woorden tot hun (identieke) hoofd’ kan hier niet toegepast worden, omdat er helemaal geen relatie is. Omdat binnenlandse bestaat uit de twee fonologische woorden binnen en landse, kan het tweede onder identiteit met een tweede fonologisch woord landse worden weggelaten.
Welnu, deze regel voorspelt dat ook in bijvoorbeeld Amerikaanse talen en Papoeatalen het eerste fonologisch woord talen kan worden weggelaten onder identiteit met het tweede fonologisch woord talen, hoewel ze syntactisch van elkaar verschillen omdat alleen het eerste talen een zelfstandig woord is. Dit type samentrekking is dus mogelijk omdat er asymmetrie kan bestaan tussen de syntactische en de fonologische structuur van een woordgroep.
Waarom zijn zinnen als (1) en (2) dan toch merkwaardig? Dit heeft mijns inziens te maken met een semantische conditie op weglating, die inhoudt dat de ‘focusconstituenten’ (de contrasterende niet weggelaten elementen, bijvoorbeeld Amerikaanse en Papoea in (3a)) in een bepaalde semantische dimensie met elkaar moeten contrasteren. Zo contrasteren Amerikaanse en Papoea met elkaar in de dimensie ‘locatie/sprekers van de taal’. In (3b) gaat het om een contrast ten aanzien van de doelgroep, enz. In zin (1) daarentegen is er geen gemeenschappelijke semantische dimensie waarin rechtvaardig en on- met elkaar contrasteren, omdat met on- geen dimensie (bijvoorbeeld van morele evaluatie) verbonden is. In zin (2) specificeert oer- de historische dimensie, maar Nederlandse de locatie van een taal. De verklaring van het merkwaardige van de zinnen (1) en (2) is mijns inziens dan ook gelegen in de schending van een semantische conditie op focusconstituenten, niet in een schending van de formele systematiek van het Nederlands. Dat betekent overigens niet dat alle condities waaronder samentrekking plaatsvindt, hier uitputtend beschreven zijn. In voorbeeld (4b), wis- en natuurkunde, zie ik geen duidelijk semantisch contrast tussen wis en natuur, omdat wis niet meer gebruikt wordt (behalve in wis en zeker). Het zal hier dan ook wel gaan om een gelexicaliseerde samentrekking. In de samentrekking de ministers Deet- en Brinkman zie ik geen semantisch contrast tussen Deet en Brink. Het gaat hier om een als grappig bedoelde constructie.
Hoe de semantische condities ook precies mogen luiden, een algemene afwijzing van samentrekkingen als sociale en organisatiepsychologie lijkt mij niet gerechtvaardigd.
Meer oorlogsboodschappen
M.C. Peters - Oss
Als vervolg op het artikel dat de heer Dick Harris schreef op blz. 113 van het septembernummer onder de titel ‘Oorlogsboodschappen’, geef ik de navolgende voorbeelden van het spelen met letterwoorden.
rhodesia was een merknaam van ‘oorlogssigaretten’, waarvan de rook deed denken aan brandend aardappelloof. Rhodesia werd dan ook gauw gezien als de afkorting van: Regering Holland Ontdekt De Ellendigste Sigaret In Afrika.
kraft durch freude.
Menigeen zal zich dit opschrift uit de oorlogsjaren nog herinneren. Men herinnert zich dan ook dat sommige gebouwen welke oorspronkelijk aan de KDF-organisatie onderdak boden, later als lazaret dienst deden waarin Duitse soldaten die aan een of andere geslachtsziekte leden, werden verpleegd. Kon het anders dan dat Kraft Durch Freude in minder dan geen tijd werd omgedoopt in Krank Durch Freude?
En dan was er nog de ortskomman-dantur. Voor velen kon dit alleen maar zijn de afkorting van: Ondanks Radio-Technische Storingen Komen Overzeese Mededelingen Met Angstwekkende Nauwkeurigheid Door Alle Nederlandse Toestellen Uitgezonderd Radiodistributie.
Naar het pijpen dansen
P. Stuart - Leiderdorp
Dr. Marlies Philippa blijkt niet te weten dat zelfs de meest bekwame pijper op niet meer dan één pijp tegelijk pijpt. In Onze Taal van juli/augustus 1987 schrijft zij immers over naar de pijpen dansen. Maar in naar iemands pijpen dansen is het werkwoord pijpen gebruikt. Dus: naar het pijpen van iemand dansen.
Naschrift
Marlies Philippa
In ‘naar iemands pijpen dansen’ kan pijpen zowel een werkwoord als een zelfstandig naamwoord zijn. Hetzelfde geldt als we in plaats van ‘iemands’ een bezittelijk voornaamwoord als ‘zijn’ of ‘haar’ gebruiken. Zetten we een lidwoord voor pijpen, dan kiezen we bij ‘de pijp(en)’ voor het zelfstandig naamwoord, bij ‘het pijpen’ voor de onbepaalde wijs van het werkwoord. Beide interpretaties zijn toegestaan.
De uitdrukking bestaat sinds de zestiende eeuw. Zoals blijkt uit de vele voorbeelden die Stoett in zijn spreekwoordenboeken geeft, werd vanaf het begin voor beide mogelijkheden gekozen. In de 18e-eeuwse Spectator van Van Effen lezen we bijvoorbeeld: ‘Moet ik naar hare pypen, of zy naar de myne danssen’. Duidelijk het meervoud van het zelfstandig naamwoord. Overigens werd pijp ook vaak in het enkelvoud gebruikt.
In mijn artikel heb ik pijpen bewust beschouwd als zelfstandig naamwoord, omdat ik zo een aardige aansluiting had met andere pijpuitdrukkingen!