Vraag en antwoord
Vooropgeplaatste bepalingen
Redactie Onze Taal
Mevrouw Vollebregt-Steenkamp heeft onder meer kritiek op
(1) Na een leven vol zelfopofferende liefde heeft God tot zich genomen de heer X.
Deze zin bericht volgens haar over het einde van Gods leven, wat overduidelijk niet de bedoeling van de nabestaanden is geweest.
Deze kritiek is terecht. Frappant is echter dat veel taalgebruikers zinnen als (1) vaak schrijven en er als lezer helemaal geen probleem in zien. Dat heeft twee oorzaken. Ten eerste valt de officiële regel voor vooropgeplaatste bepalingen uiteen in enkele ingewikkelde subregels. We bespreken die regels verderop. Ten tweede is ten minste een van die subregels bij veel taalgebruikers niet verankerd in hun taalgevoel. Ruim 25 jaar geleden heeft de toenmalige redacteur Veering zijn best gedaan om de regels zo helder en mild mogelijk weer te geven. Het volgende is grotendeels aan zijn stukken ontleend.
Vooropgeplaatste bijwoordelijke bepalingen kunnen alleen op de activiteiten van het onderwerp slaan. Daarom vinden veel taalgebruikers zin (1) onaanvaardbaar. Anderen laten zich misschien makkelijker overtuigen door (2) In dronkenschap foeterde Piet Henk uit.
In dit voorbeeld kàn Henk gewoonweg niet dronken zijn. Hij wordt ook niet dronken als we de zin met een zware nadruk op dron of een andere afwijkende intonatie uitspreken. Twee soorten bepalingen worden vaak vooropgeplaatst: bijwoordelijke bepalingen en bepalingen van gesteldheid. Bijwoordelijke bepalingen beginnen vaak met een voorzetsel (zoals in in (2)); ze geven extra informatie over de handeling die door het werkwoord beschreven wordt. Omdat die handeling verricht wordt door het onderwerp, ligt het voor de hand dat de bijwoordelijke bepaling met dat onderwerp in verband gebracht wordt.
De bepaling van gesteldheid heeft vaak de vorm van een bijvoeglijk naamwoord (dronken) of een deelwoordconstructie (dronken zijnde. Zo'n bepaling van gesteldheid geeft informatie over een ander zinsdeel: het onderwerp of een voorwerp. Als de bepaling van gesteldheid op het onderwerp betrekking heeft, kunnen we die zonder problemen voorop plaatsen:
(3) Dronken reed Piet weg. Maar dat is voor veel taalgebruikers niet de enige mogelijkheid. Zij vinden (4) en (5) eveneens aanvaardbaar, hoewel hier de bepalingen van gesteldheid verbonden moeten worden met de voorwerpen Piet en uw brieven:
(4) Dronken leverde het werk Piet te veel problemen op.
(5) Ongefrankeerd aanvaardt de Raad van Arbeid uw brieven niet.
Zulke taalgebruikers vinden (6) dubbelzinnig:
(6) Dronken foeterde Piet Henk uit.
Strenge taalbeschrijvers keuren (4) en (5) af en menen dat in (6) alleen Piet voor dronkenschap in aanmerking komt. Volgens anderen mag de bepa-