Waarnemer of autoriteit?
De tweede vraag die de redactie van Onze Taal mij voorlegde, luidde: ‘Wat kunt u - in het algemeen - zeggen over de reacties op uw taalrubriek? (Vooral: wat is de kwaliteit van de argumentatie?)’ In de eerste plaats de kwantiteit. Ik geloof dat ik op deze artikelen meer reacties ontvang dan op andere afleveringen van mijn rubriek (die tweemaal per week verschijnt). Politiek, cultuur, godsdienst - zaken waarover ik in mijn rubriek ook veel schrijf - lijken de mensen (of liever: de lezers van NRC Handelsblad of, nog beter uitgedrukt, de lezers van mijn rubriek) minder op te winden dan taal. Of misschien moet ik het zo zeggen: mensen die in taal geïnteresseerd zijn, grijpen gauwer naar de pen dan mensen die in politiek, cultuur en godsdienst belangstellen (hoewel ik, bij nader inzien, voor godsdienst ook een uitzondering moet maken, en ik neem aan dat, als ik bijvoorbeeld in Trouw zou schrijven, ik op beschouwingen over dat onderwerp nòg meer reacties zou krijgen).
Nu de kwaliteit van de reacties. Over 't algemeen is die goed. Veel lezers sturen mij ook fouten waar hun oog op is gevallen, en vaak maak ik daar gebruik van. Er is evenwel een neiging mij aan te sporen ook germanismen, spelfouten, geslachtsverwarringen, ja neologismen en wollig taalgebruik te brandmerken, en zoals gezegd: daar wil ik me verre van houden, al zal ik zo nu en dan en passant voorbeelden daarvan wel signaleren. Overigens heb ik in beginsel niets tegen neologismen: ze verrijken de taal vaak.
Ook is er een neiging bij de lezers mij, omdat ik over taal schrijf, meteen als vraagbaak, ja zelfs als autoriteit te beschouwen. Welnu, ik ben geen taalkundige en pretendeer dat niet te zijn. Die lezers verwijs ik dan naar de Taaladviesdienst van Onze Taal. Als ze die raad volgen en mij van het resultaat op de hoogte houden, steek ik daar zelf ook nog wat van op.