Hoe pakgraag is uw stuurwiel?
G.F. Kooijman - Apeldoorn
Woordspelingen en het spelen met woorden doen het in reclameboodschappen doorgaans goed, want ze brengen vaak een glimlach op de lippen der lezers en bereiken daarmee hun doel: een bij voorbaat toeschietelijke houding jegens het aangeprezen produkt. Een der aardigste is nog altijd die welke men (in ieder geval) vóór de oorlog op het station in Haarlem kon aantreffen en waarin een bekende levensverzekeringsmaatschappij het verrassende (on)rijm ten beste gaf ‘Vandaag een vriend, morgen een cliënt’ (of andersom, dat herinner ik mij niet meer). Ook die van een textielfabrikant met zijn ‘Van onder tot boven goed’ en die van CetaBever met ‘Met Velpon zie je er geen barst van!’ konden op welwillende reacties rekenen.
Ik kwam hierop bij het lezen van twee artikelen waarin ook met woorden en begrippen werd gespeeld, maar die meer mijn lachlust opwekten dan dat ik mij gedrongen zou voelen in te gaan om de mallotige ontboezemingen der schrijvers. Ik citeer uit de Leeuwarder Courant een beschouwing over de nieuwe Ford Fiësta: ‘Binnenin gaat het er erg chique aan toe. Het pakgrage (hoe verzin je het!) stuurwiel biedt dóór zijn twee laaggeplaatste spaken goed zicht op de uitgebreide informatie van het ontspiegeld instrumentenaanbod’. ‘Wat bedoelt u?’ zou ik met SIRE willen vragen.
En dan deze uit de ANWB-Kampioen van april. De schrijver wekt ons op, een fietstocht te gaan maken door het beslist niet onaantrekkelijke landschap in de omgeving van het Limburgse Venray. Zijn lyrische ontboezemingen zijn eerder bevreemdend dan informatief, want wat krijgen we daar zoal te zien?
‘Vanuit de opgemaakte bedden voeren aspergeplanten een lichtvoetig kijkspel op. Golvend dan wel wuivend wordt u opgenomen in het transparante groen. Kamerbreed. Maar ook de schorseneren manifesteren zich uitdagend. De felgele bloemen laten zich gewillig ondersteunen door langbenige stengels.’ Enzovoort. Je moet er maar oog voor hebben. In elk geval heeft Venray er een bijzondere toeristische attractie bij.
Men kan zich natuurlijk afvragen wat er dan zo mallotig is aan dit taalgebruik. Hadden de schrijvers met hun afwijkende woordkeus, respectievelijk beschrijvingsdrang de bedoeling om op te vallen, of was hier sprake van een overmatig geloof in eigen literaire be-