Vraag en antwoord
Samentrekking
Redactie Onze Taal
K. van het Reve schrijft op pagina 192 van De ongelooflijke slechtheid van het opperwezen (Amsterdam, 1987): ‘Sterker: ik open de Volkskrant en zie een advertentie waarin de Rijksuniversiteit te Leiden een toegevoegd docent (v/m) vraagt wiens taak zal bestaan uit “het begeleiden van stages en scripties op het terrein van de sociale en organisatie psychologie van studenten in de bijzondere fase”. Het is duidelijk dat uit de vervulling van zo'n vacature niets goeds kan voortkomen.’
Een deel van het hooggeleerd sarcasme zal wel opgewekt zijn door het foutje in
(1) sociale en organisatie psychologie. Hierin moet psychologie op sociale en op organisatie betrokken worden. (1) is dus een samentrekking van
(2) sociale psychologie en organisatiepsychologie.
Nu mag samentrekking alleen in nevenschikkingen waarin de verhoudingen tussen de delen gelijk zijn. Correct zijn
(3) sociale en cognitieve psychologie en
(4) arbeids- en organisatiepsychologie. In (3) zijn sociale en cognitieve bijvoeglijke bepalingen bij psychologie. In (4) zijn arbeids- en organisatie- beide eerste lid van een samenstelling met -psychologie.
Als de delen van de samentrekking erg ongelijkwaardig zijn, ziet iedereen de fout:
(5) *de regen valt op rechtvaardige en onmensen
(6) *Piet bestudeerde de oer- en de Nederlandse taal.
In andere gevallen is de fout als het ware verduisterd door onzekerheid over de bepaling. In (1) is organisatie losgemaakt van psychologie, alsof het een bijvoeglijk naamwoord was. We zien ook wel eens dat achter het bijvoeglijk naamwoord een streepje wordt gezet, dus
(7) *sociale- en organisatiepsychologie. Dergelijke goedbedoelde oplossingen moeten we ontraden; de juiste oplossing is (2): geen samentrekking.