Gezocht
Temmes
Wim Voortman - Rijswijk
In de loop van 1985, ruim voordat Van Kooten en De Bie Nederland uitgebreid hadden laten kennismaken met de gebroeders Gé en Arie Temmes, gebruikte iemand het woord temmes op een familiefeestje in de betekenis gek: Zo'n blaffende hond, daar word je helemaal temmes van. Er werd onverwacht op gereageerd. Even dacht ik dat men het niet netjes vond, maar het bleek dat er diverse mensen in het gezelschap waren die het woord helemaal niet kenden. Uit een vluchtige enquête onder bekenden kreeg ik de indruk dat temmes typisch Haags zou zijn: Hagenaars van alle leeftijden kenden het (meestal in de betekenis gek), anderen niet. Een Hagenaar, dertiger, gaf als voorbeeld iemand temmes slaan; een andere informant, twintiger, uit de omgeving van Leiden, meende het te kennen, maar kwam aarzelend met de betekenis afval, uitschot. Het WNT kon mij ook niet wijzer maken; ik heb temmes daar niet in kunnen vinden.
Maar toen ik zeer onlangs aan een paar zeventigers vroeg of zij temmes kenden, zeiden die mij zonder enige aarzeling dat temmes in hun jeugd in Dordrecht het gewone spreektaalwoord voor gek was. Dat zou erop wijzen dat temmes toch niet zo Haags is als ik gedacht had.
Graag zou ik wat meer weten over de verspreiding van dit woord, dat voor zover ik het ken, alleen predikatief gebruikt kan worden. (Dus wel: Hij lijkt wel temmes, maar niet Hij heeft een temmes gevoel.) Wie kent het (in het bijzonder mensen van buiten Den Haag) en in welke betekenis?