Om-kommer
Prof. P.C. Paardekooper - Universiteit Leuven
De meeste mensen zeggen:
- ik heb haar afgeraden om met zo iemand in zee te gaan.
Maar als ze gaan schrijven, aarzelen ze. Mag deze zin met dat kleine woordje om, of is het netter om om weg te laten? Zulke schrijvers hebben last van om-kommer. Is het om-gebruik een echte kwaal of een ingebeelde ziekte? Voordat ik die vraag kan beantwoorden, moet ik eerst een om-weg maken en aangeven wat voor soorten bijzinnen met om kunnen beginnen. Daarna ga ik in op om en het eventuele alternatief, de komma.
Een hoofdzin is een zin die ‘op zichzelf staat,’ die geen deel is van een groter taalgeheel. Hij komt is een hoofdzin, maar dat ie komt is een bijzin: die kan een deel zijn van bijvoorbeeld Ik weet dat ie komt.
Bijna alle bijzinnen hebben net als de hoofdzinnen, een onderwerp en een persoonsvorm. Maar enkele soorten bijzinnen bevatten wel een andere werkwoordsoort (bijv. een onbepaalde wijs, een tegenwoordig of een verleden deelwoord), maar geen persoonsvorm of onderwerp. We vinden ze vooral in stijve taal, in teksten die ver van de levende taal af staan. Ze heten beknopte bijzinnen (cursief):
- | dit ziende trok de veldheer verder |
- | de soldij betaald waren de soldaten tevreden |
- | ijs en weer dienende gaat de tocht door |
- | staande de vergadering... |
Een onderdeel van de beknopte bijzinnen zijn de om-zinnen, dat wil zeggen beknopte bijzinnen die een voegwoord of een betrekkelijk woord bevatten (voor de om-haters is dat soms facultatief) + de groep te met onbepaalde wijs:
- | het is goed om es gek te doen |
- | door je aan te stellen verknoei je de zaak |
- | in plaats van te blokken voer je geen steek uit |
- | te gek om los te lopen |
- | een boek om op je gemak te lezen. |
Zulke zinnen noem ik om-zinnen, onverschillig dus of ze met om, met door, met in plaats van of met na beginnen, onverschillig ook of dat om voor sommige mensen weglaatbaar is of niet. Ze zijn bijna allemaal springlevende taal, al zijn die met na vaak wat boekerig en die met teneinde heel erg stijf: teneinde zich beter voor te kunnen bereiden.
Een voordeel van om-zinnen is dat ze beknopter zijn als gewone bijzinnen; kijk maar:
- | nadat de koe gekalfd had werd ze door de boer naar de wei gebracht (geen om-zin) |
- | na gekalfd te hebben werd de koe door de boer naar de wei gebracht (om-zin). |
De koe is onderwerp in de hoofdzin en degene die het kalven voor zijn rekening heeft genomen. In de om-zin hoef je de koe dan niet meer te vermelden.
Als degene die de handeling in de om-zin verricht niet het onderwerp van de hoofdzin is, ontspoort de zin:
- | na gekalfd te hebben bracht de boer de koe naar de wei (om-zin, maar fout). |
Boeren kunnen immers niet kalven. Gelukkig is onze kennis van om-zinnen de laatste jaren sterk uitgebreid. Wie zijn schoolspraakkunst in geen twintig jaar meer ingezien heeft, loopt dus vrij zeker achter in zijn om-zinskennis. Tien tegen een dat ie nog denkt dat om (en die andere woorden aan het begin) voorzetsels heten. Nee, het zijn voegwoorden, en in een enkel geval is om zelfs een betrekkelijk woord. In de volgende zinnen hebben het betrekkelijk voornaamwoord dat en om immers een gelijke functie:
- | een bevel dat je niet in de wind moet slaan |
- | een bevel om niet in de wind te slaan. |
De indeling van de om-zinnen is een ingewikkelde zaak. Ik volsta met een paar heel beperkte types te noemen die erg apart staan. Zo zijn er een paar soorten gezegden die in levende taal een facultatief om hebben:
- | die soep is niet om te eten zo zout |
- | in de kamer was het best om uit te houden. |
Naar mijn gevoel is er nauwelijks of geen betekenisverschil tussen de zinnen met en die zonder om. Dit type om-zinnen staat vooral ook apart doordat je ze bijna niet met andere zinsdelen uit kunt breiden. Om-kommer is nu overbodig: schrijf wat u wilt.