Misklemde bastaardwoorden
C.A. Zaalberg
Wat is er toch met ons woordaccent aan de hand? Vier jaar geleden heeft de heer J.K. Reestman een dikke zestig hem verrassende beklemtoningen opgesomd (Onze Taal mei 1983). Daarbij waren twijfelachtige gevallen, vooral onder de onvoltooide (= tegenwoordige) deelwoorden, zoals kenmérkend, teleurstéllend. Maar ook een dertigtal bastaardwoorden die de inzender door lieden die beter hoorden te weten, had horen uitspreken met een foutief beginaccent. Ik moet daar een soortgelijke lijst aan toevoegen. Voor de meeste exemplaren kan ik op aanvraag datum en spreker meedelen.
ádditionele |
ínstinctief |
ántipode |
mássaal |
cápitool |
mílitaire |
céntraal |
múzikale |
cóllectieve |
ófficiële |
cónsequent |
pérmanent |
cónservatieve |
pérsonele |
cónsistent |
pólitieke |
cónstateren |
pósitieve |
cóntinu |
príncipieel |
créolisering |
prínses |
définitief |
régie (je weet soms echt |
dírect |
niet wat je hoort!) |
díverse |
sócialisten |
éssentiële |
spéciaal |
fínanciële |
gesúbsidieerde |
fótografische |
súbstantiële |
ínclusief |
vítale |
Vrijwel alles is katheder- of omroeptaal van de laatste anderhalf jaar. Nergens was een contrasterend woord dichtbij in de tekst (bijvoorbeeld indirect bij direct, of communisten bij socialisten). Wat maakt zich toch van iemand meester als er een microfoon voor zijn neus staat! Ik kan me niet voorstellen hoe er verband zou zijn met het accentueren van voorzetsels (Onze Taal oktober 1981 en februari/maart 1983); evenmin met de gewoonte van discjockeys om de voornaam van artiesten in opsommingen meer klemtoon te geven dan de achternaam. Je kunt toch maar niet iédere taalverandering aan Engels-Amerikaanse invloed toeschrijven?