ParlemenTaal
C.A. van Beurden en L.J.M. Rutten - parlementsstenografen
Lompe vlegel
Van oudsher heeft in het Nederlandse parlement de opvatting op de voorgrond gestaan dat de vrijheid van het woord geenszins zo ver dient te gaan, dat ze een onbeperkte vrijheid voor een afgevaardigde zou betekenen om maar alles te zeggen wat hem/haar voor de mond komt. Met andere woorden: kamerleden zijn allerminst vrij om naar willekeur tot eventueel hoogst onbetamelijke uitdrukkingen over te gaan. Het is de taak van de voorzitter om der wille van de waardigheid en het gezag van het parlement, tegen uitwassen op te treden.
Het beledigen is zo oud als de mensheid zelve. Beledigingen hebben in de politiek een andere betekenis dan in ons gewone dagelijks leven. Ze hebben een meer zakelijk karakter en zijn vaak subtieler. Het valt wat dit betreft - in tegenstelling tot bijvoorbeeld het Engelse parlement - op het Binnenhof nogal mee. Slechts zelden ziet men in de Handelingen de beroemde zin opgenomen In de voorgaande zin heeft de spreker een door de voorzitter ontoelaatbaar geacht woord door een ander vervangen. of de zin Na deze zin is een door de voorzitter ontoelaatbaar geacht gedeelte geschrapt. Een lijk heet dat in vakjargon. Hoewel het is gezegd, vindt men bijvoorbeeld niet in de Handelingen terug dat een lid eens een medelid aanduidde als dat beer, en de voorzitter (niet de huidige) daarop aanstonds zeer geestig reageerde met te zeggen dat heer in het Nederlands nog steeds mannelijk is. Schrapping vond ook plaats in het geval dat een lid, na te hebben gezegd dat hij een medelid te grazen wilde nemen, zich aldus verweerde: ‘Het is hier zo'n agrarisch onderwerp en ik dacht: dan mag dat wel.’
Als een lid zich beledigd voelt door een medelid, kan hij aan de voorzitter het woord vragen wegens een persoonlijk feit. Ook dit komt zeer zelden voor. Interessant is de vermoedelijke oorsprong van dit parlementaire begrip. Uit De vermakelijke spraakkunst van Jacob van Lennep, uitgegeven in 1865, blijkt dat de Tweede Kamer - waarschijnlijk onder het tweede ministerie-Thorbecke - bij de samenstelling van het Reglement van orde de keuze had uit personeel en persoonlijk. Citaat:
‘Je bent een lompe vlegel, meneer!
Je bent een ezel, meneer!
Je bent een vagebond, meneer!
Dat is nu wat men personeel of persoonlijk noemt, welk laatste woord boven het andere bekrachtigd is door het Reglement van Orde der Tweede Kamer, de leden van welke Kamer ook wel eens over persoonlijke feiten spreken en elkander onaangename dingen zeggen, echter niet in het bovengenoemde koffiehuis-nederduitsch, maar in parlementair-nederduitsch, 't welk een onderdeel is van het voorzangers-nederduitsch.’
Van Lennep zal niet hebben vermoed, dat zo'n 120 jaar later een kamervoorzitter het woord liegen liet vervangen door de parlementair toelaatbare uitdrukking bezijden de waarheid spreken!