Hoor en wederhoor
Vlaanderen en de Vlaamse Beweging
dr. Yvette Stoops - hoofdredacteur Nederlands van nu, Brussel
De taaltoestanden in Vlaanderen zijn en blijven ondoorgrondelijk voor buitenstaanders, Nederlanders niet uitgezonderd. Het was dus een interessant initiatief het decembernummer van Onze Taal aan dat thema te wijden. Uiteraard worden in zo'n publikatie dan meningen verkondigd waarmee men het niet eens is. De bijdrage van Benno Barnard op blz. 160 bevat onnauwkeurigheden en zelfs flagrante onwaarheden. Een aantal ingeroeste vooroordelen krijgen daarmee weer nieuwe levenskracht. Het kan hier niet de bedoeling zijn op alle slakken zout te leggen, zodat ik me tot twee problemen beperk: de Vlaamse Beweging en de omgangstaal in Vlaanderen.
Barnard is wel bijzonder slecht geïnformeerd over de Vlaamse Beweging. Volgens hem markeert 11 november 1918 het begin van de massaal georganiseerde Vlaamse Beweging. Iedereen die een beetje verstand heeft van de Nederlandse literatuur, weet dat het begin van de Vlaamse Beweging te vinden is bij de publikatie van Consciences Leeuw van Vlaanderen, niet in 1918, maar in 1838! Met wisselend succes is er sprake van Vlaamse Beweging in de hele negentiende eeuw en juist voor de Eerste Wereldoorlog kwam er een massale belangstelling los voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit. Door de collaboratie - toen sprak men van activisme - kreeg de Vlaamse Beweging inderdaad een terugslag. Maar de vlucht van de Vlaamse Beweging na de Eerste Wereldoorlog is níét in de eerste plaats te zien als een reactie op de represailles tegen de activisten; tijdens de oorlog hadden talrijke Vlaamse soldaten aan het front af te rekenen gehad met anti-Vlaamse pesterijen en onrechtvaardigheden. Uit hun rangen komen heel wat vooraanstaande figuren in de taalstrijd.
Mijn tweede punt betreft het Nederlands in België, dat volgens Barnard uit een ‘ongebreidelde verzameling dialecten’ bestaat.
Het Vlaamse dialectlandschap is inderdaad bijzonder sterk geschakeerd, maar Barnard vergeet hierbij te vermelden a) dat er geleidelijke overgangen tussen de dialecten bestaan (geen enkel dialect wijkt in alle opzichten van de naburige dialecten af) en b) dat niet alle dialecten dezelfde uitstralingskracht en impact hebben. Barnards volgende zin is gewoon prietpraat: ‘De gemiddelde Vlaming spreekt het gemiddelde van al die dialecten...’ Dat doet geen enkele Vlaming, dat wil hij niet en dat kan hij zelfs niet! Geen enkele Vlaming - ook niet de beste dialectoloog - kent al die dialecten. Een spreker van een dialect met een groot prestige - het Antwerps bijvoorbeeld - denkt er in de verste verte niet aan, bewust elementen uit een minder prestigieus dialect (het Westvlaams van Claus bijvoorbeeld) in zijn taalgebruik te incorporeren. Bovendien is een dialect geen samenraapsel van taalelementen maar een taalsysteem, waaruit men niet zo maar elementen ad libitum kan isoleren.
Wat spreekt de Vlaming dan wel? In veel gevallen een mengtaal, maar dan géén gemiddelde van een aantal dialecten: het is een taal, gebaseerd op het dialect van de spreker en aangevuld met elementen van diverse oorsprong: boekentaal, uitdrukkingen die zijn overgenomen van vooraanstaande sprekers (die taalkundig ook niet stevig in hun schoenen staan) en hypercorrecte vormen (men weet dat men de h moet uitspreken en dat men dat wel eens vergeet: dat levert dan hengelen in de emel op).
De problemen die deze situatie oplevert, worden nog vergroot door het besef dat de integrale overname van ‘Hollands’ Nederlands niet mogelijk is.
Er zal nog heel wat water door de Schelde vloeien, eer het taalgebruik van de meeste Vlamingen de kritische toets van correctheid en spontaniteit zal kunnen doorstaan. We weten dat de taak niet gemakkelijk zal zijn en dat we in binnen- en buitenland op veel onbegrip stuiten. Daarom betreur ik het nogmaals dat met het opnemen van het artikel van Barnard een kans gemist werd om de lezers van Onze Taal objectief en degelijk voor te lichten.