Nogmaals: juridische frase
Mr. J.G. van der Steenhoven - Dordrecht
Op mijn bijdrage in het juli/augustusnummer van 1986 (blz. 99) over de juridische frase Hetwelk doende, enz., ontving ik zeven reacties van lezers. Alle inzenders zeg ik dank voor hun reactie.
Bij de briefschrijvers bestaat geen eenstemmigheid over de betekenis van de afkorting enz. Vooral de militaire dienst blijkt, wat dit betreft althans, leerzaam te zijn geweest. De heren Nieuwenhuijze, Tromp en Dikkers verklaren ieder voor zich in hun diensttijd met deze uitdrukking kennis gemaakt te hebben. De uitleg die zij verkregen, varieert:
‘... Gij een Gode welgevallig werk zult verrichten en den Hemel zult verdienen’
‘... hebt gij welgedaan en rekwestrant zal God voor u bidden’
‘... zult gij wel doen’.
De inzenders Van den Brand en Scheffer kenden de verklaring
‘... zult gij wel doen en God zal u ervoor zegenen’
‘... zult gij wel doen en zullen wij God voor u bidden’.
Een aanzet voor onderzoek is de reactie van de heer Zaalberg, die op deze pagina is opgenomen.
De frase - aldus de heer Zaalberg, Bredero citerende - slaat zonder twijfel op de geadresseerde. ‘Doende’ kan in dit geval alleen betrekking hebben op degene die volgens de verzoeker iets ‘doen’ moet, en dat is de geadresseerde.
Een hoopvol zoeken in Van Dale, elfde druk, leverde alleen maar op ‘Hetwelk doende, gewone formule als besluit van een rekest’. Eigenlijk niet juist, daar ‘enzovoorts’ tot op de huidige dag (bijvoorbeeld) in Modellen voor de rechtspraktijk (formulier 42) niet ontbreekt onder een modelrekest aan de president ener rechtbank. Merkwaardigerwijs wordt het in die verzameling onder de meeste modelverzoekschriften weggelaten.
Maar ook al zal deze wijze van redigeren van een verzoek geheel en al in onbruik raken, dan blijft het nog een aardige bezigheid om na te gaan hoe de frase eruitzag, toen etcetera, respectievelijk enzovoorts nog niet de plaats innam van de volledige wens (dat één uniforme bewoording gevonden zou worden, leek mij twijfelachtig). Een onderzoek in oude drukken van model- en formulierboeken leverde tot dusver niets op. En de bijdrage van de heer Zaalberg brengt naar alle waarschijnlijkheid mee, dat het onderzoek zich tot in de zestiende eeuw moet uitstrekken. Ik blijf daarom ‘doende’ en zal een eventueel resultaat alsnog aan de redactie laten weten.