InZicht
Interview
Kees Hoekstra
Op 20 januari hoopt Onze-Taalmedewerkster Marlies Philippa in de aula van de Universiteit van Amsterdam te promoveren op het proefschrift Noord-Zee-Germaanse ontwikkelingen. Een keur van fonologische, morfologische en syntactische parallellen op Noord- en Noordzeegermaans gebied.
Het proefschrift gaat in op de parallellen tussen het Noordgermaans, dat werd en wordt gesproken in de Scandinavische landen, met uitzondering van Finland, en het Noordzeegermaans, dat gesproken werd en wordt in Engeland en de kuststrook die loopt van Noord-Friesland tot Frans-Vlaanderen.
In zes hoofdstukken wordt aandacht besteed aan meervoudsvormingen, terminologische kwesties, de geschiedenis van het verdwijnen van het woord worden in het Engels, het westelijke Vlaams en het oostelijke Noordgermaans, en de rol van de zee als brug waarlangs de Noordgermaanse en Noordzeegermaanse talen elkaar hebben beïnvloed.
Aan de hand van een aantal stellingen van het proefschrift had InZicht een kort vraaggesprek met de schrijfster.
Stelling 3 luidt: ‘De pijlers van onze cultuur zijn de van buiten gekomen klassieke beschaving en het christendom, alsmede het inheemse erfgoed uit de voorchristelijke tijd. Het is een schande dat de vorige regering door het in blinde bezuinigingen opheffen van alle leerstoelen Oudgermanistiek in dit land, aan een jongere generatie de mogelijkheid heeft ontnomen de oudste cultuur van haar eigen voorouders te leren kennen.’
Marlies Philippa illustreert deze stelling met de volgende toelichting: ‘Juist de studie Oudgermanistiek maakt het mij mogelijk om keer op keer mijn rubriek Van Woord tot Woord te vullen. Etymologie is alleen mogelijk wanneer je kennis hebt van taalontwikkelingen vanaf hun vroegste oorsprong. Met het opheffen van de studie Oudgermanistiek verdwijnt de mogelijkheid tot kennisoverdracht, en daarmee de kennis zelf. Wie kan er in de toekomst nog voor zorgen dat taal een cultuurbezit blijft?’
Stelling 7 sluit hierbij aan: ‘Wie zijn taal verloochent, verliest zijn identiteit.’ Marlies Philippa: ‘Het is onbegrijpelijk dat de Nederlandse leden van het Europese parlement zich over het algemeen in een van de andere talen van de Europese Gemeenschap uitdrukken, vanuit het idee dat Nederland toch maar een klein land is. Er nog van afgezien dat je eigen taal het beste uitdrukkingsmiddel is, zijn er zo'n twintig miljoen Nederlandssprekenden. Vergelijk deze opstelling eens met die van de Deense afgevaardigden, die een taalpopulatie van vijf miljoen leden vertegenwoordigen, en toch aan hun eigen taal vasthouden.’
Marlies Philippa bestrijdt dan ook de opvatting dat Nederland een klein landje zou zijn. Zelfs geografisch is dit maar relatief. ‘De bewoonbare oppervlakte van bijvoorbeeld Egypte is niet groter dan die van Nederland.’
Het verlies van het besef van de oorsprong van taal is de aanleiding voor stelling 2: ‘De runen dienen in Nederland op korte termijn van hun nationaal-socialistische en andere smetten ontdaan te worden. Het verschijnen van een populair-wetenschappelijk boek over de runen als eenvoudige letters binnen een schriftsysteem is derhalve maatschappelijk hoogst relevant.’ Marlies Philippa:
‘De runen zijn niets anders dan tekens binnen een eenvoudig schriftsysteem, het fuþark (genoemd naar de eerste zes letters van dat systeem; þ = th.) Dat de runen nu geassocieerd worden met magische tekens (zoals bijvoorbeeld bij Tolkien) of met nazisme, berust op een hardnekkig levende verkeerde interpretatie. Zo leeft onder invloed van de nazi-tijd het idee dat de runen een Germaanse oorsprong hebben, terwijl de wortels van het fuþark in Noord-Italië liggen. Pas rond 150 na Christus hebben de Germanen het schrift-systeem overgenomen.’
In de loop van dit jaar zal zo'n populair-wetenschappelijk boek trouwens verschijnen. Het wordt geschreven door Philippa en de oudgermanist Aad Quak. Al is het alleen maar opdat duidelijk wordt dat de swastika geen runeteken is.