De opvatting van Van Dale
Een opvatting die enigszins aansluit bij die van De Tollenaere, is die waarvan Geerts en ik zijn uitgegaan bij de bewerking van de 11de druk van Van Dale. Men zie hierover: G. Geerts, Van Dale en België (Dietsche Warande & Belfort 130 (1985) 2, 111-123). De taal van noordelijk België is dezelfde als de taal van Nederland. Maar, zo constateren wij, in de Nederlandse standaardtaal in België worden elementen aangetroffen waarvan het gebruik zeker tot België beperkt is, hoewel ze over een groot deel ervan voorkomen. Die woorden noemen we ‘Belgisch’ in tegenstelling tot woorden die ook slechts in België voorkomen maar bijvoorbeeld alleen maar in het gebied rond de stad Antwerpen.
Die woorden noemen we ‘gewestelijk’. ‘Belgisch’ wil dus niet zeggen: Belgische standaardtaal, maar Belgische variant van de Nederlandse standaardtaal. Of iemand uit België die ‘Belgische’ woorden wil gebruiken of niet, moet hij zelf uitmaken. Als die iemand niet de bedoeling heeft zijn standaardtaal een gemarkeerd karakter te geven, kan hij ze beter vermijden. Dat zelfde geldt natuurlijk ook voor willekeurig welke taalgebruiker met betrekking tot bijvoorbeeld archaïsche, verheven, verouderde woorden of vaktaalwoorden. Als ik verstaan wil worden, moet ik me aanpassen aan mijn omgeving of, tegenover vreemden, een zo neutraal mogelijke, niet-gekleurde (= ongemarkeerde) taal gebruiken.
De verantwoordelijkheid voor het voorkomen van die ‘Belgische woorden’, stelt Geerts (p. 121), ligt bij de Vlamingen. Als ze confituur (jam), labo (laboratorium), pronostiek (voorspelling) of zwemkom (zwembad) willen gebruiken, is dat hun goed recht, maar die woorden blijven tot de gemarkeerde taal behoren. België heeft nu eenmaal, door de historische situatie dat het Frans lang de ‘officiële’ taal was, geen eigen ‘Nederlandse’ standaardtaal. Vroeger bekleedde het Frans de functie van ‘algemeen beschaafd’, later is dat het Noordnederlands geworden. In België hoort men vaak dat die Nederlandse woorden die in België beslist niet voorkomen (zoals geduvel, gedonder), in een woordenboek gemarkeerd zouden moeten worden als ‘Noordnederlands’. Dat zou echter een pleonasme zijn omdat de standaardtaal zelf al Noordnederlands is. De term ‘Belgisch’ in Van Dale betekent dus: in België in meerdere provincies gebruikt wordend en in Nederland onbekend.