nul heeft van de situatie aan gene zijde van Goejanverwellesluis en zich geen voorstelling kan maken van de hoon waar een Nederlandstalige in Brussel dagelijks mee geconfronteerd wordt.
Het Nederlands (of althans het Vlaams) in Brussel en Vlaanderen wordt sinds jaar en dag verdedigd door de Vlaamse Beweging. Met de beste wil van de wereld kan ik voor die Beweging, die zich tot tweemaal toe met de Duitsers heeft geëncanailleerd, geen sympathie opbrengen.
Daarvoor bestaan redenen die te ingewikkeld zijn om hier uit de doeken te doen, maar die zonder mijn sympathie voor het Grootnederlandse gedachtengoed te wekken wel maken dat ik bij voorkomende gelegenheden betweterig wauwelende landgenoten verbied Vlaamsgezindheid zonder meer met ‘fascisme’ te identificeren.
Wat men verder ook van deze hele kwestie denkt, in elk geval zijn de Vlamingen in ons taalgebied de enigen die zich ooit massaal bekommerd hebben om het respect voor onze gemeenschappelijke taal. In Brussel maken ze zich daarover nog steeds druk, en dat ben ik in de loop van acht jaar speldeprikken gaan begrijpen: tenslotte is Brussel de enige hoofdstad ter wereld waar de meerderheid van de natie zich moet uitsloven om ten aanzien van haar taal in overeenstemming met de grondwet behandeld te worden.
Op 21 november 1984, mijn dertigste verjaardag, verhuisde ik naar Antwerpen. In Kortrijk stortte op die zelfde dag een oude vleugel van een ‘Onze Lieve Vrouw ter Engelen’ geheten lagere school met donderend geraas in. Door de Kortrijkenaars werd deze school 't Fort genoemd. Op een in de kranten afgedrukte foto was een gehalveerd lokaal te zien: de resterende helft leek deel uit te maken van een slordig in tweeën gezaagd poppenhuis. Een schooljuffrouwenhand had op het bord in keurige letters Op 11 november was het f geschreven. Er had feest moeten staan, maar bij de f was zij met kinderen, krijtje en al in de diepte gestort. Dat feest van de elfde november heet Wapenstilstand, op die datum wordt het einde van de Eerste Wereldoorlog herdacht. Elf november markeert ook het begin van de represailles tegen de collaborerende Vlaamsgezinden en daarmee tevens het begin van de massaal georganiseerde Vlaamse Beweging. De f van feest, die ook de f van flamingantisme is. De foto van die onvoltooide zin symboliseert voor mij de dood van het flamingantisme, maar ook de ongegrondheid van een Vlaams feest.
Het eerste is door het Vlaamse electoraat aangetoond, het tweede door Jeroen Brouwers.
Waar Vlaanderen behoefte aan heeft, zijn geen leeuwevlaggen, maar beschaafd sprekende en foutloos schrijvende mensen. Op de Antwerpse uitgeverij waar ik sinds november 1984 werkzaam ben, doe ik in wezen niets anders dan mijn Brusselse taalstrijd voortzetten met andere middelen.
Mijn rapier is mijn pen geworden, die dagelijks aan gallicismen, schabouwelijkheden en syntactisch geknoei de doodsteek toedient. Volgens mijn Vlaamse vrienden corrigeer ik daarmee slecht Nederlands, volgens mijn Vlaamse vijanden verhollands ik daarmee goed Vlaams.
Om dit duidelijk te maken, moet ik eerst definiëren wat Vlaams is. Niet lang geleden laaide de discussie daaromtrent weer eens op, ditmaal in Vrij Nederland, naar aanleiding van een ondoordacht stukje van de meestal zo voortreffelijke Ten Braven. Dat stukje handelde over het door Hugo Claus gebezigde Vlaams in Het verdriet van België, een boek dat ik iedere Vlaming door zijn strot zou willen douwen.
Dit terzijde. Wat is nu Vlaams?
Vlaams bestaat niet, maar de term heeft niettemin een zeker bestaansrecht verworven als aanduiding van het Nederlands dat in België gesproken wordt. Dat Nederlands bestaat uit een ongebreidelde verzameling dialecten, waarvan de meeste op niet meer dan een are bewoond gebied gesproken worden. De gemiddelde Vlaming spreekt het gemiddelde van al die dialecten, zoveel als een grootste gemene deler dus, die in de meeste gevallen gekleurd wordt door idiotismen uit zijn streektaal en ontkleurd door een hersenloos gepapegaaid televisie- Hollands. Vooral in geschreven vorm is dàt Vlaams voor mij onverdraaglijk. Volgens mijn schatting is deze halftaal het voertuig van vijftig? zestig? zeventig? procent van de Vlaamse communicatie, en dat percentage neemt toe. Twintig tot veertig procent van de Vlamingen spreekt vrijwel uitsluitend dialect, wat mij nog altijd liever is: in een vroegere vorm van hun Vlaams zijn Ghequetst ben ic van binnen en Dien Avond en die Rooze geschreven. Aan dit Vlaams ontleen ik soms woorden, ‘schabouwelijk’ bijvoorbeeld. Misschien tien procent van de Vlamingen ten slotte spreekt goed Nederlands: een wonderzoet, tot zangerigheid betoverd soort Nederlands, dat mij zeer lief is. Wilde mijn huig, ik sprak ook zo. (Hoe groot is overigens het percentage Nederlanders dat zijn moedertaal geen geweld aandoet?)
Maar spreken is nog geen schrijven. De fouten die in de spreektaal van de genoemde tien procent vrijwel verdwenen zijn, blijven bijna alle teksten die mij onder ogen komen ontsieren. Vaak met een mij soms wanhopig stemmende obstinaatheid. Om misverstanden te vermijden: ik heb het hier niet uitsluitend over literaire teksten, maar ook over kranten, ondertitels en kattebelletjes. Bijna alle, niet alle. Want als bijvoorbeeld Tom Lanoye ‘Vlaams’ bezigt, doet hij dat doelbewust en in het besef van zijn meesterschap over het Nederlands.
Van een Vlaamse schrijver, wiens zoon overigens alweer tot de internationale gemeenschap van videoanalfabeten behoort, hoorde ik een grap die op volmaakte wijze de zelfspot van mijn Vlaamse vrienden en de frustraties van mijn Vlaamse vijanden illustreert.
De Zaïrese president Moboetoe (over wie trouwens tal van grappen in omloop zijn) is in België op staatsbezoek. Hij krijgt ruzie met Boudewijn en belt naar Zaventem om te informeren wanneer het eerstvolgende vliegtuig naar Kinsjasa vertrekt. Hij krijgt een Vlaming aan de telefoon: ‘Nationale luchthaven, goedemiddag.’ Moboetoe kijkt geërgerd naar de hoorn en snauwt dan: ‘Passez-moi un blanc!’ Geen enkele Nederlander aan wie ik deze grap verteld heb, begreep de pointe. Op die speldepunt van binnenstebuiten gekeerd racisme balanceert namelijk het Nederlands van Hugo Claus.