Onze Taal. Jaargang 55
(1986)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 150]
| |
Wat een taal!C.L. van der Pluijm - NijmegenVolgens de in Amsterdam woonachtige en zich ‘de duizenddichter’ noemende Willem Berend H. is het Nederlands, of liever het Diets, de oertaal waaruit alle talen zijn voortgekomen. Hij betoont zich daarmee een opvolger van de zestiende-eeuwse Antwerpse arts Van Gorp, die als Goropius Becanus eveneens van mening was dat Adam en Eva Nederlands gesproken hebben. Vanuit dit paradijselijke perspectief wordt het Franse garage gezien als een verbastering van karhuusje, en cigarette van suug eruut, althans volgens Willem Berend H., wiens kennis niet op enigerlei vorm van traditionele scholing is gebaseerd, maar hoofdzakelijk op een praktische vertrouwdheid met een aantal regiolecten. Zijn etymologie is pseudoetymologie, een onjuiste verklaring van de geschiedenis van een woord, niet te verwarren met volksetymologie, een vorm van woordverandering die gebaseerd is op onbewuste pseudoetymologie, zoals het kinderlijke korenvlees, dat in de plaats komt van cornflakes. | |
Vergelijkbare formuleHet verschil tussen pseudoetymologie en volksetymologie is me herhaalde malen ingepeperd bij lezing van de bijdragen van Marlies Philippa aan het boekje Het verledenGa naar eind* uit de reeks Wat een taal. Marlies Philippa is geen onbekende voor de leden van het Genootschap Onze Taal en nog minder is zij onbevoegd tot oordelen. Met veel kennis van zaken behandelt zij verschillende etymologische verschijnselen op een wijze die voor de leek een revelatie, voor de ingewijde een aangename herkenning zal zijn. En daarmee vermeld ik meteen een van de belangrijkste kenmerken van de reeks Wat een taal. Hier wordt, zonder populair te doen, voor een groot publiek een aantal taalkundige of daaraan verwante fenomenen aan de orde gesteld op een verantwoorde en vooral ook plezierige wijze. De teksten werden oorspronkelijk geschreven voor het NOS-radioprogramma Wat een taalGa naar eind** en de medewerkers zijn hoofdzakelijk wetenschappers en publicisten. In Het verleden wordt vooral de geschiedenis van de taal behandeld: de afkomst van woorden, het ontstaan van uitdrukkingen, de bronnen van kinderliedjes, het wezen van poesiealbumversjes, de taal(strijd) in België, en de wederwaardigheden van een gewaagde scène uit ‘de Reynaert’.
Het hedenGa naar eind* richt zich meer op de jongste ontwikkelingen in de taal: moedertaalverwerving, neologismen en trends, middenstandsrijm, naamverklaringen, spellingvernieuwing, en... de taal(strijd) in België. Eerder verschenen in deze reeks De dagen en De tekens, respectievelijk over alle taal die met de kalender te maken heeft (sterrenbeelden, feestdagen, seizoenen) en over het alfabet en wat daarmee samenhangt (interpunctie, boekdrukkunst, namen van cijfers etc.). In alle vier de boekjes treffen we de vaste auteurs van de reeks aan: Robert-Henk Zuidinga, Joop van der Horst, Jan Roelands, Marlies Philippa, Ivo de Wijs, Daniël Buyle, en Riemer Reinsma, met als zeer regelmatige gasten: Marita Mathijsen, Drs. P., Theo Kurpershoek, Kees Stip, Pieter Uit den Boogaart, Huib Hogerheijde, Herman Pleij en Camiel Hamans. | |
Losse verzamelingenIs dit genoeg informatie voor de rechtvaardiging van deze reeks? Valt er nog meer over te zeggen dan dat de boekjes informatief, goed geschreven, onderhoudend en niet duur zijn? Jawel. Menig artikel biedt stof tot overpeinzing of tegenwerping en zou tot tientallen bijdragen aan Onze Taal kunnen leiden, maar ik kan hier niet op details ingaan. Wel wil ik vermelden dat de charme en de kracht van deze boekjes ook hun zwakte uitmaken.
Op De tekens na, zit er weinig systeem in. De artikelen lijken te hooi en te gras bijeengegaard en passen bijna altijd perfect onder de noemer van het boek, maar ontberen de systematiek van een vóór het schrijven gecomponeerde bundel. De argeloze lezer valt van de ene verrassing in de andere, de taalkundige treft een tamelijk willekeurige bloemlezing aan. Dat heeft ook zijn weerslag op de diepgang: ik zou hier liever van taalkundige colums spreken dan van korte essays, hoe verantwoord ze ook zijn. Daar komt bij dat het boek zelf niet zo toegankelijk is als de samenstellende teksten. Zowel inhoudsopgave als trefwoorden- en begrippenregister ontbreken, iets wat het gebruik door bijvoorbeeld scholieren en leraren minder voor de hand liggend maakt. Het is te hopen dat de uitgever ooit de reeks zal voltooien met een Register over alle voorgaande titels.
Dit neemt echter niet weg dat deze boeken veel te bieden hebben, ook aan Willem Berend H., die eruit kan leren dat-zijn afleiding van het Franse histoire uit is 't waar? pseudoetymologie is, maar dat het Franse fauteuil wel van vouwstoel komt en het Japanse rukusakku wel van rugzak, al zijn de paradijsbewoners daar geheel onschuldig aan. |
|