Op zoek naar een verklaring
Het mijns inziens ten onrechte gebruiken van de rode volgorde bij
naamwoordelijke gezegdes die uiterlijk op werkwoordelijke gezegdes lijken, komt - althans in geschreven taal - nogal veel voor. Waarom? Het antwoord lijkt voor de hand te liggen: men houdt een naamwoordelijk gezegde voor een werkwoordelijk, en gebruikt dan een volgorde die alleen bij de laatste soort gezegdes mogelijk is. Maar bij een werkwoordelijk gezegde zijn toch zowel de rode als de groene volgorde mogelijk; waarom kiest men dan juist de verkeerde? Dat komt waarschijnlijk doordat de geschreven taal in het algemeen een uitgesproken voorkeur heeft voor de rode volgorde. In het subcorpus krantetaal waarvan hier sprake is, telde ik bij werkwoordelijke gezegdes die bestonden uit een persoonsvorm en een voltooid deelwoord 671 maal de rode tegen 135 maal de groene volgorde; dat is ongeveer vijfmaal zoveel rood als groen.
Ook hier kan men weer naar de oorzaak vragen. Er wordt wel eens gedacht dat de groene volgorde een germanisme zou zijn. In het Duits is die volgorde immers de enig mogelijke. Volgens een denkschema dat natuurlijk veel te simpel is, redeneert men dan: groen is Duits, rood is niet-Duits, dus: groen is fout, rood is goed.
Het is ook mogelijk dat men zich wil afzetten tegen de gesproken taal.
Want daar bestaat juist een voorkeur voor de groene volgorde. In het corpus waarop het in 1979 in Utrecht verschenen boek Spreektaal (red. Eveline D. de Jong) gebaseerd is, heb ik dit nagegaan. Deze verzameling (op het Meertens-Instituut aanwezig en bekend onder de naam ‘het Amsterdamse corpus’) bestaat uit in verschillende situaties gesproken taal van mannelijke en vrouwelijke Amsterdammers, van verschillende leeftijden en verschillende sociale en intellectuele niveaus, zodat het kan doorgaan voor een soort grootste gemene deler van het Randstadnederlands. Ik telde daar in de zinnen waar het hier om gaat, 273 maal de groene tegen 111 maal de rode volgorde; dat is ongeveer twee en een half maal zoveel groen als rood. En veel mensen vinden nu eenmaal dat ze anders moeten schrijven dan ze spreken.
Dat geldt des te sterker als ze van huis uit een dialect spreken. Er zijn heel wat Nederlandse dialecten (vooral in Noord-Holland en het noordoosten van Nederland) waar uitsluitend de groene volgorde voorkomt (zie hiervoor: Jan Stroop, ‘Systeem in gesproken werkwoordsgroepen’ in: Taal en tongval 22 (1970), 128-146). En het is algemeen bekend, dat veel sprekers met een dialect-achtergrond de neiging hebben typische dialectwoorden en -constructies te vermijden, óók als die eveneens in de algemene taal voorkomen (wat men dan meestal niet of niet zo goed weet).
Vandaar waarschijnlijk het succes van de rode volgorde. Een succes dat zo groot is, dat men deze volgorde zelfs gebruikt waar ze niet thuishoort - zoals we hierboven gezien hebben.