Verwording van klanken
Uit -k + -ijn ontstond het dubbelsuffix -kijn, een dubbele verkleining eigenlijk. Dit -(e)kijn is bij ons alleenzaligmakend geworden. Een husekijn ‘huisje’ werd via de tussenvormen huseken en huseke tot een huuske. Met -ke worden nog steeds in veel van onze dialecten verkleinwoorden gevormd. In het Noordhollands begon men -kijn vanaf de dertiende à veertiende eeuw op een andere manier uit te spreken. Men ging -kjen zeggen.
Tussen -kje- en -tje- is erg weinig verschil; het klankonderscheid tussen beekje en beetje bijvoorbeeld is miniem. Uit -kjen kon dus makkelijk -tjen voortkomen. Hannekijn werd Hannetje(n). De huidige vorm -je, zoals in huisje, heeft zich uit -tje ontwikkeld. Huisje komt van huistje. Een -t-tussen twee andere medeklinkers in heeft de neiging te verdwijnen. We zien dat ook in een woord als feestje: de uitspraak is feesje. Na een m- kon uit de -t- een -p- ontstaan: bloemetje bleef bloemetje, maar bloemtje werd bloempje, net zoals hemdje in de spreektaal hempje wordt.
Tussen -ng of -k en het suffix -kijn/-ke vindt men vaak als overgangsklank een -s-, bijv. boekske, stukske, penningske, jongske. Men denkt dat onder invloed van jongskijn in het Middelnederlands meiskijn is ontstaan uit meidskijn ‘meidje’. Meiske bestaat nu naast de vorm meisje, die rond 1600 opgekomen is. Opvallend is, dat veel mensen die van huis uit geen -ke zeggen, toch soms het woord meiske gebruiken. Meisje wordt niet meer als verkleinwoord gevoeld, omdat de vorm meis niet bestaat, en het ‘vreemde’ meiske kan dan juist wel weer de rol van verkleinwoord gaan vervullen. Op die rol zal ik in een volgend nummer wat dieper ingaan. Opvallend is ook, dat -ke in het gebied waar -(t)je wordt gezegd, heel dikwijls voorkomt bij vrouwelijke persoonsnamen: Joke, Mieke, Janneke. Marieke klinkt minder volks dan Marietje. -ke heeft iets uitheems, en veel mensen geven juist aan hun dochters eerder uitheemse namen dan aan hun zonen.