Spiegelen aan volwassenen
De tweeling G. had tot de scheiding autonome taal ontwikkeld en gebruikt. Gedurende twee weken namen Luria en Yudovich de ‘gesprekken’ van de jongetjes op. Na analyse constateerden zij dat slechts 11,7 procent van het totale vocabulaire autonoom genoemd kon worden. Als criterium voor het autonoom-zijn hanteerden zij: taal die op geen enkele manier in verband te brengen is met de klankstructuur en zinsvolgorde van een natuurlijke taal, i.c. het Russisch. Wat nu precies autonome taal is en wat niet, blijft vooralsnog onduidelijk. Naar aanleiding van de bandopnames van Luria en Yudovich ontspon zich in de Russische literatuur een discussie die zich concentreerde rondom de klanken otop-top.
Waren die klanken autonoom (in de taal van de broertjes G.) of juist aangeleerd? Wie durft vol te houden dat er op geen enkele manier overdracht is van klanken van volwassen taalgebruikers bij tweelingen?
De Joegoslavische onderzoeker, mevrouw Svenka Savíc (1980), stelt in haar in het Engels vertaalde dissertatie dat de tweelingsituatie als oorzaak geldt voor de achterstand in taalontwikkeling bij tweelingen. Zij onderzocht gedurende twee jaar (vanaf ongeveer acht maanden tot drie jaar) tijdens sessies van twee uur iedere week bij drie tweelingparen de taalontwikkeling. Opvallend daarbij, concludeert ze, is dat de tweelingkinderen zich vooral wensen te richten op volwassenen en minder op het andere tweelingbroertje of -zusje. De kinderen vertonen de neiging met volwassenen een tweegesprek aan te gaan, in plaats van met het andere tweelingkind of met het andere tweelingkind erbij. Zodra tweelingkinderen die houding bezitten, die Savíc rivaliteit noemt, dan zal dat positief uitwerken op de taalontwikkeling van het desbetreffende tweelingkind.
Rivaliteit, vooral het willen communiceren met volwassenen, is volgens haar voorwaarde voor een snellere taalontwikkeling bij tweelingen. Over autonome taal merkt zij op (zij neemt otop-top als voorbeeld) dat veel klanken van volwassenen (in haar onder-