heid aanvoelen. Zij kennen aan het voorzetsel voor dezelfde functie toe als in waken, dat wil zeggen, zorgen voor iemands belangen.
In België is dat algemeen het geval, zoals verderop wordt toegelicht.
Daarin ligt de kern van de onenigheid. Voor hen is waken hetzelfde als zorgen. In deze gedachtengang kun je ervoor waken dat iets nadeligs niet geschiedt, ofwel, omgekeerd, ertegen waken dat het wèl geschiedt. Voor wordt opgevat als het tegengestelde van tegen: wie niet voor mij is, is tegen mij.
Het werkwoord waken krijgt aldus een tweevoudige functie te vervullen: in b) afweren, beletten, in c) bewerkstelligen. Wat moet er belet worden? Dat een bomaanslag gepleegd wordt. Wat moet er bewerkstelligd worden? Dat géén bomaanslag gepleegd wordt. In a) daarentegen, kan waken slechts in één betekenis aangewend worden, namelijk afweren. Het waakbegrip wordt zo op twee manieren geïnterpreteerd.
In de ene interpretatie krijgt voor iemands belangen waken (= zorgen) een ruimere gedachteninhoud, want zorgen is neutraal: schade voorkomen (zoals hierboven), maar tevens ontwikkeling bevorderen.
De tweede interpretatie, waken = afweren, sluit overigens het gebruik van het voorzetsel tegen niet uit. Een voorbeeld hiervan vinden we in Jansonius' Engels woordenboek: ten strengste waken tegen (voor) nodeloze uitgaven. Daartegen kan worden ingebracht dat het voorzetsel tegen een nutteloos insluipsel vormt, zoals dat bijvoorbeeld het geval zou zijn in ‘zich hoeden tegen iets’.
Als waken, ongeacht of het gepaard gaat met een van de voorzetsels voor, tegen, op of over, het idee van afweren impliceert, rijst de vraag of of de combinatie ervan met een bijzin met positieve strekking te verdedigen is:
e) De rechter waakt ervoor dat de wet wordt toegepast.
Er valt hier niets af te weren. Waarom niet gewoon: hij ziet toe dat, of zorgt dat de wet wordt toegepast?