De Woordenaar
... een tikkeltje te wild amigo?
J.J. Bakker
Qua merknaambeschrijving schieten de Nederlandse naslagwerken nogal eens te kort, zoals ik de vorige keer beweerde in mijn stukje over het Handelsmerk in Leven en Letteren. Afgezien van de merken zelf hebben tal van produktnamen en reclameuitingen de taal verrijkt - kwantitatief, en soms ook kwalitatief. De mooiste vondst is wel de kruimeldief (handstofzuiger van Black & Decker), maar barbertje (kasthangmandje, ik meen van Tomado) en geurvreters (herkomst niet te achterhalen) mogen er ook wezen. Niet alle neologismen zijn zo briljant: de huishoudbacteriën van Vim en de ring van zelfvertrouwen van Colgate kan men toch nauwelijks serieus nemen. En dan zwijg ik nog van de sportvlekken, die al voor heel wat onbedoelde hilariteit hebben gezorgd - want tegen dirty minds is zelfs Biotex niet opgewassen.
Woorden, maar ook zinsneden uit de reclametaal leven voort in het dagelijks spraakgebruik. Een tuiltje:
- | groter groeien |
- | wrijven helpt niet |
- | het aroma komt je tegemoet |
- | bij wie ook weer? |
- | snoepje van de week |
- | da's logisch hè? |
- | en dan is er koffie (heeft het nog tot boektitel geschopt) |
- | still going strong. |
Een aardige variant is de slagzin waarin naar believen een of meer woorden kunnen worden gesubstitueerd:
- | de a die zoveel b in z'n c doet |
- | d is alleen d als er d op staat |
- | gelukkig heeft-ie van e meer verstand |
- | f heeft 't |
- | weer zo'n g van een onbekend merk |
- | even h bellen. |
Jammer, ik kom niet tot de z (aanvullingen zijn welkom!) maar het zal langzamerhand duidelijk zijn dat handelsmerken een niet te onderschatten stempel drukken op de taal. Ik begrijp dan ook niet waarom men daar in de media altijd zo krampachtig over doet. Waarom moet een Philipswerknemer op televisie altijd zeggen dat hij bij een bekende gloeilampenfabriek in het zuiden des lands werkt? En waarom is een bankemployé gedwongen zijn broodheer te omschrijven als iemand ‘die met u meedenkt’?
Toegegeven, die cryptolalie heeft ook wel komische kanten, maar het blijft gek dat op radio en televisie ‘NMB’ taboe is, terwijl allerlei veel minder nette drieletterwoorden onbeperkt kunnen worden gebezigd. De oekaze, vorig jaar, van een bekend drieletterministerie in Rijswijk heeft dit natuurlijk in de hand gewerkt. Ik was daar toen zeer verontwaardigd over; niet omdat ik voor sluikreclame ben, maar omdat ik die maatregel zie als taalbreidel. Het is belachelijk om een complete woordcategorie uit de ether te willen weren en daartoe taalgebruikers in hun uitingen te beperken. Hopelijk kan de volgende Big Brother van WVC wat dit betreft een beetje met mij meedenken.
De woordenboekredacties zijn wat minder omzichtig dan het ministerie van Cultuur. Toch geven ze onvolledige informatie. De bron van kruimeldief blijft: onvermeld. De affectieve waarde van fosco wordt niet beschreven (in een Louis Davids-liedje komt het scheldwoord ‘foscokop’ voor, vandaar mijn nieuwsgierigheid). Nergens is te verifiëren of de smaakmaker inderdaad een vinding is van Calvé.
Deze drie woorden staan weliswaar in de Grote Van Dale, maar zonder vermelding van de etymologie. Klaarblijkelijk valt dat buiten het bestek van het boek. Bestaan er dan geen gespecialiseerde woordenboeken, die zulke hiaten kunnen aanvullen?
Jazeker, die bestaan. Zelfs in het Nederlands.
Wordt vervolgd