Onleesbare onduidelijkheid
J. Knorren - rechtskundig adviseur, Amsterdam
In de Verenigde Staten is men sedert geruime tijd bezig met de vraag wat nu een leesbare tekst is. De taalkundigen die het antwoord op deze vraag trachten te geven, hebben aan de hand van hun bevindingen bepaalde normen vastgesteld. Een norm die wordt gesteld, is: hoe langer een zin is, hoe groter de kans dat deze moeilijk te lezen is (wordt). Wanneer wordt een zin moeilijk te lezen? De Amerikaanse taalkundige Rudolf Flesch geeft een norm:
woorden per zin leesgraad
1-8.......... zeer gemakkelijk
11........... gemakkelijk
14........... redelijk gemakkelijk
17........... norm
21........... redelijk moeilijk
25........... moeilijk
29-(..)....... zeer moeilijk
Volgens deze normen heeft de gemiddelde lezer geen moeite met het lezen van zinnen die een gemiddelde lengte hebben van ongeveer 17 woorden. De lengte van de zin wordt dus in zekere mate bepaald door de lézer van de tekst. De uitzonderingen bevestigen deze regel. Niet alleen regels met gemiddeld een groot aantal woorden per zin zijn moeilijk te lezen. In Les Misérables van Victor Hugo staat een zin die bestaat uit 823 woorden en die toch te lezen valt. Korte zinnen zijn echter ook niet altijd een garantie voor duidelijkheid. Een opvolging van korte zinnen kan zeer storend werken, vooral wanneer deze zinnen allemaal in dezelfde trant gesteld zijn. Dit komt veel voor in de reclame. Er bestaat trouwens ook een tabel met de maximale gemiddelde woordlengte (wie bezit deze?). Men beschouwt bij de telling een zin als geëindigd door de punt, de puntkomma, de dubbele punt, het uitroepteken, het vraagteken en de haakjes of aanhalingstekens.
Een goede vuistregel is dat de langste zin van een tekst niet meer woorden mag bevatten dan het dubbele van de gemiddelde zinslengte. Bovendien moet worden bedacht dat het aantal gegevens per zin minstens zo belangrijk is als het aantal woorden.
Leesbaar schrijven betekent zo veel mogelijk rekening houden met de lezer. Er zijn echter leesomstandigheden waarop de schrijver geen invloed kan hebben. Een monteur zonder filosofische scholing die een publikatie over ‘Gangbare filosofische Dwalingen’ niet kan volgen, moet daar de schrijver niet de schuld van geven; hij mist eenvoudig de kennis.
Een stuk is echter begrijpelijk wanneer men snel èn goed de informatie in zich kan opnemen. Bovendien dient men niet te worden gehinderd door allerlei taalmoeilijkheden. Het ideale beeld zal echter nooit verwezenlijkt worden. De klachten zijn al eeuwenlang dezelfde. Te veel beroepstaal, te veel archaïsche taal, te
veel vreemde woorden, te grote verfijning, te grote taaldichtheid en te veel formele frases.
In Amerika leidde een en ander onder meer tot een ‘executive order’ van de toenmalige president J. Carter dat de federale organen ‘helder en simpel Engels’ dienden te hanteren. In 1978 kwam in New York de ‘Plain English Law’ tot gelding, waarin onder meer bepaald werd: consumentencontracten moeten
- | geen technische taal bevatten |
- | op een samenhangende manier zijn geschreven |
- | in gewone woorden en alledaagse uitdrukkingen zijn gesteld. |
(Schrijver dezes sluit zich daar niet bij aan.) In 1979 werd een aantal processen over contractformulieren van onder meer verzekeringsmaatschappijen gewonnen, omdat die zo ingewikkeld en zo duister waren voor gewone mensen, waaronder kennelijk de president himself.
Juiste lengte en begrijpelijk, maar voor wie? We kunnen niet zonder vaktaal. De samenleving is aangewezen op specialisten, van slagers (in de aanbieding: half-om-half) tot doktoren (waar doet het pijn?). Wij hoeven hun taal niet te leren, als maar duidelijk wordt gemaakt hoe we hun produkten (half-om-half, half-wit/half bruin?) of diensten (schudden voor gebruik) dienen te gebruiken.
Schrale troost voor degenen die zulke lange en onbegrijpelijke zinnen schrijven dat ze zelfs door vakgenoten niet worden begrepen.
Een voorbeeld: ‘De methode kan vervallen wanneer de bij het meten te gebruiken lat is voorzien van een tweetal stokjes die zodanig zijn gevormd, dat wanneer de aldus uitgevoerde lat tegen de vleugelonderzijde wordt geplaatst de bovenkant ervan evenwijdig is met de eerdergenoemde verbindingslijn tussen de voorste en achterste punt van het profiel.’