De Woordenaar
Interjecties aller landen
J.J. Bakker
Ongeveer een jaar geleden wijdde ik een drietal afleveringen van deze rubriek aan de wondere wereld van interjecties en onomatopeeën. Daarop kwamen diverse reacties binnen die ik u niet wil onthouden.
Op verzoek van een lezer doe ik een poging tot definitie van beide begrippen.
Onomatopeeën zijn klanknabootsende woorden: werkwoorden (‘grommen’), substantieven (‘kievit’), bijvoeglijke naamwoorden (‘schril’) of interjecties (‘tiktak’).
Interjecties of tussenwerpsels zijn woorden die buiten het grammaticale zinsverband staan. Ze kunnen niet als zinsdeel optreden, wel kunnen ze gebruikt worden als zin. Interjecties zijn lang niet altijd onomatopeeën: hoi, gossie, toi-toi, helaas en koest bootsen geen geluid na.
Enkele lezers vonden, dat ‘dring’ (voor telefoongerinkel) geen interjectie is omdat een telefoon niet spreekt; er wordt geen taal geuit, dus kan er ook geen sprake zijn van een woordsoort. Krak, boem en tingeling, zo werp ik tegen, zijn evengoed geluiden van levenloze voorwerpen en die worden toch ook door de woordenboeken als tussenwerpsel aangemerkt. H.D. Vos te Amsterdam noemde dring ‘een strip-symbool, een hiëroglief voor “de telefoon rinkelt”’. Ik geef toe dat zulke hiërogliefen wel bestaan (zzzz bijvoorbeeld, voor ‘slapen’, of het onuitspreekbare?!), maar dring is een natuurgetrouwe klanknabootsing en dus méér dan enkel een grafisch symbool.
Een andere vraag die gemoederen bezighield, was, in hoeverre striponomatopeeën als Nederlandse woorden beschouwd kunnen worden. Veel bekende stripverhalen zijn immers vertalingen, die het met de aanpassing van de klanknabootsingen niet zo nauw nemen. De heer Thomasse uit Arnhem wees erop dat het druktechnisch niet mogelijk is de kreten die in de tekening zijn verwerkt, te vertalen. Mijn ervaring is anders. Heel vaak zie ik in de afbeeldingen puur Nederlandse kreten staan, soms zijn de sporen van retoucheerwerk nog zichtbaar. Het betreft dan vertalingen van werkwoordstammen: zucht! huil! knars! plons! klapklap! hijg!, en ook aanpassingen van de spelling: vroom wordt vroem, tchac wordt tsjak, splash wordt splasj of plons.
Elke taal heeft zijn eigen vocabulaire. Een hele lijst van Franse interjecties leverde C.J.M. van der Weijden uit Eindhoven. Sommige betekenen hetzelfde als bij ons, zoals ah, brr, hihihi, bom of pffft. Een woord dat vaak verkeerd wordt vertaald - of liever: ten onrechte onvertaald wordt gelaten is bah: dat betekent bij ons ‘jakkes’, maar in het Frans ‘toe joh’ of ‘och kom’.
Nog wat vertalingen: ons ‘hatsjie’ is aatchoum, ‘sst’ is chut, ‘koekoek’ is coucou, ‘pang’ is pan, ‘ia’ is ian, ‘pats’ is vlan en ‘kukeleku’ is cocorico (‘hoort echt bij de constitutie van de kleinere, driftiger Franse haan’, aldus Van der Weijden).
Opvallend vond ik het grote aantal woorden op -n; een klank die nooit aan het eind van een Nederlandse onomatopee kan staan, zoals ik indertijd betoogde (in ‘Het Heinzelmannfenomeen’). Nu wordt die -n in het Frans niet uitgesproken (behalve in het woord drrrine, het geluid van een bel), dus misschien is het fenomeen universeler dan ik vermoedde. De Zwollenaar B.H.G. Aulbers stuurde mij een oud rijmpje dat zo gaat:
Rataplan rataplan rataplan
Daar komen de soldaten
Rataplan rataplan rataplan
Houd ze in de gaten
Schijnbaar een uitzondering op de Nederlandse regel, maar rataplan is een leenwoord uit het Frans; het suggereert tromgeroffel, een geluid dat wij zouden aanduiden met ‘rommeldebom’ of ‘romtomtom’ (let op de slot-m).
Ten slotte een voorbeeld uit het Surinaams-Nederlands, waar de uitdrukking tot bam bestaat. ‘Tot 1913’, aldus de heer Van Donselaar te Bilthoven, ‘klonk over Paramaribo en omstreken om vijf uur bij wijze van tijdmelding het “morgenschot”, een loos kanonschot gelost op het fort Zeelandia: bam!’ Vandaar dat tot bam betekent: tot het ochtendgloren.