Het plaatsonderwerp
Hij leert dus dat Er is een Nederlandse grammatica in zeker opzicht net zo ‘ontleed’ moet worden als Het is een Nederlandse grammatica, en dat verbaast hem een beetje, omdat hij in diezelfde ANS gelezen heeft dat het onderwerp aanduidt ‘over wie of wat er iets gezegd wordt’ (p. 778), het zinsdeel is ‘dat de zelfstandigheid noemt waaraan wordt toegeschreven wat in het gezegde wordt uitgedrukt’ (p. 815). Dat lijkt hem wel van toepassing op het woord het in Het is een Nederlandse grammatica, maar niet op er in Er is een Nederlandse grammatica en evenmin op er in Er werd nauwelijks gelachen, dat ook plaatsonderwerp genoemd blijkt te worden. Hij legt de kwestie voor aan een Nederlandse vriend, die het volkomen met hem eens is, en aan wie het ook niet duidelijk is wat men nu aan moet met het deel een Nederlandse grammatica in de eerste er-zin. Is dat ook een onderwerp, en heeft die zin dus twee onderwerpen?
Hij raadpleegt op zijn beurt de ANS, en inderdaad, die zin heeft twee onderwerpen: een plaatsonderwer er, en een ‘getalsonderwerp’ een Nederlandse grammatica, zo genoemd omdat het in getal (en vaak ook in persoon) overeenkomt met de persoonsvorm (hier: is).
Nu wordt de raadpleger van de ANS, die we in dit verband kortweg R zullen noemen, pas echt nieuwsgierig, want hij meent zich te herinneren dat er een bijwoord is, en dacht dat bijwoorden nooit onderwerp konden zijn. Maar misschien vergist hij zich, en is dit er geen bijwoord. Opzoeken maar, daar is de ANS nu juist voor. De ANS is op dit punt heel duidelijk: er is wel degelijk een bijwoord. Hoeft het onderwerp dan niet altijd, zoals R meende, een naamwoordelijke groep te zijn? Ook dat blijkt wel degelijk het geval, maar... er is daarop een uitzondering! (p. 815) Nu raakt R helemaal geïntrigeerd: wat zou er zo pleiten voor het onderwerpskarakter van het bijwoord er? Op p. 778 heeft hij en passant gelezen dat er ‘geen eigen betekenis’ heeft en dat mede daardoor de omschrijving van het onderwerp als dat deel van de zin waarover iets gezegd wordt, niet helemaal houdbaar is, maar dat lijkt hem geen argument vóór de status van plaatsonderwerp, dus zoekt hij verder.
Ja, daar heeft hij iets: er staat als plaatsonderwerp vooraan, omdat het ‘de plaats van het onderwerp als het ware opvult’ (p. 945) als het eigenlijke onderwerp meer naar rechts staat, hetgeen vaak zo is als dat een onbepaalde naamwoordelijke constituent is, dus als in Er is een Nederlandse grammatica. Aha, denkt R, een betekenisloos vulsel dus, dat vóór de persoonsvorm staat op de plaats waar anders het eigenlijke onderwerp zou staan.