Naschrift
J. de Rooy - redacteur ANS
De redactie heeft mij verzocht een naschrift te schrijven en dat doe ik graag. Niet omdat ik kan bewijzen dat het woordje er waar het om gaat wèl ‘plaatsonderwerp’ is, en óók niet omdat ik de gelegenheid wil aangrijpen om mevrouw Schermer te bedanken voor het aanwijzen van een fout in de ANS. Maar wel omdat ik naar aanleiding hiervan nog eens naar voren kan brengen, dat de ANS géén leerboek voor zinsontleding is. Wie het boek daarvoor bezigt, maakt er ‘oneigenlijk gebruik’ van - al is dat niet strafbaar.
Het gaat er in de ANS om dat sprookjes in het Nederlands beginnen met er en niet bijvoorbeeld met het, wat een Duitser of een Fransman op grond van hun eigen taal zouden kunnen denken. Het gaat er in de ANS niet om wat het onderwerp van de zin Er was eens een prinsesje is. Dat zijn verschillende problemen. Ze hebben wel allebei met grammatica te maken, maar ‘grammatica’ betekent in die twee gevallen niet hetzelfde. De eerste soort grammatica leer je - als het om je moedertaal gaat - van je ouders en verdere omgeving; de tweede soort grammatica leer je op school uit een boek.
Nu staat er in die boeken over grammatica niet altijd hetzelfde. Als antwoord op de vragen ‘Hoeveel is twee maal twee? en ‘Wat is de hoofdstad van Frankrijk?’ hebben we op school allemaal hetzelfde geleerd, welke leerboeken voor rekenen en aardrijkskunde er ook gebruikt werden. Als antwoord op de vraag ‘Wat voor zinsdeel is er in Er was eens een prinsesje?’ kunnen we verschillende dingen geleerd hebben. Als er een boek van Paardekooper gebruikt werd was dat de term ‘plaatsonderwerp’. Werd er een ander boek gebruikt, dan werd er misschien ‘bijwoordelijke bepaling’ genoemd - of er werd helemaal niet op ingegaan, want niet alle boeken behandelen dergelijke moeilijke kwesties.
Om de grammatica in de eerste betekenis van zojuist te kunnen beschrijven, heeft de ANS de grammatica in de tweede betekenis nodig. Anders gezegd: taalbeschrijving kan niet zonder begrippenapparaat en terminologie. De terminologie van de ANS sluit om praktische redenen zoveel mogelijk aan bij de schoolgrammatica. Maar die voorziet lang niet in alle behoeften, en dan was er toch een oplossing nodig.
In het geval waar bovenstaand artikel over gaat, heeft de ANS dus voor ‘plaatsonderwerp’ gekozen. Mevrouw Schermer toont duidelijk aan dat deze term nadelen heeft, dat valt niet te ontkennen. Haar voorstel om er in Er was eens... ‘bijwoordelijke bepaling’ te noemen, vind ik niet gelukkig, want dan is er geen verschil meer te maken tussen dat er en er in bijvoorbeeld Jan was er ook (er = ‘op die vergadering’, ‘op dat feest’ e.d.).
Omdat het gebruik van er een moei-