Een ‘alledaagse’ scheiding
Een nog altijd regelmatig gebruikt model van een echtscheidingsdagvaarding klinkt bijvoorbeeld aldus:
Heden, ten verzoek van A, wonende (-), te dezer zake domicilie kiezende te B ten kantore van de advocaat en procureur Mr. C. die door mijn requirante tot procureur wordt gesteld om als zodanig voor haar met het recht van substitutie in rechte te occuperen,
heb ik, deurwaarder (D), deurwaarder
bij de Arrondissements-Rechtbank te (E), wonende en kantoorhoudende aldaar aan de (-),
gedagvaard: F, wonende (-), aldaar te zijnen woonhuize mijn exploit doende, sprekende met en afschrift dezes latende aan (G), om op (datum) des voormiddags om 10 uur niet in persoon, doch vertegenwoordigd door een procureur te verschijnen ter terechtzitting van de Arrondissements-Rechtbank te (H), alsdan aldaar gehouden wordende in het Paleis van Justitie aan de Prinsengracht (-),
TENEINDE alsdan namens mijn requirante als eiseres tegen de geïnsinueerde voornoemd als gedaagde te horen eis doen en concluderen dat aangezien (pp. gehuwd zijn, kinderen hebben, het huwelijk duurzaam ontwricht is)...
MITSDIEN het
der Rechtbank behage bij vonnis, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, (1e) de echtscheiding tussen pp. uit te spreken, (2e) gedaagde te veroordelen (volgt reeks verlangens)... Met
BEVEL op gedaagde om mede te werken aan scheiding en deling van de gemeenschap waarin pp. zijn gehuwd, en met
MACHTIGING OP EISERES om dit vonnis ten laste van de gedaagde op de minuut en zonodig met inschakeling van de gewapende macht te executeren.
Tot zover dit stokoude dagvaardingsmodel, dat ik nog in de jaren zeventig herhaaldelijk ben tegengekomen. Vooral het woord executeren aan het eind van de dagvaarding miste zijn uitwerking niet, en menig echtgenoot die een dergelijk exploit kreeg uitgereikt, moet wel gedacht hebben dat nu zijn laatste uur geslagen had!
Het kan nauwelijks verwondering wekken, dat een procedure die op deze archaïsche wijze wordt ingeleid ook gemakkelijk kan leiden tot archaïsch geformuleerde vonnissen. Ook vonnissen worden immers volgens een ‘model’ gemaakt, en hoe traditioneler de instelling, des te groter is de kans dat voorbeelden uit grootvaders tijd nog altijd opgeld doen.
Ik wil er overigens wel op wijzen, dat veel rechtbanken in de jaren zeventig op veel modernere modellen zijn overgestapt (want die zijn er óók!), zodat een generaliserende klacht aan het adres van de rechtbanken bepaald onterecht zou zijn. Ook diverse advocatenkantoren munten uit door modern, zakelijk en eigentijds taalgebruik. Als ik hier klaag, dan is dat over restanten uit het verleden, die hier en daar nog spookachtig blijven rondwaren.