ParlemenTaal
C.A. van Beurden en L.J.M. Rutten, parlementsstenografen
Het staat buiten kijf, dat steeds meer burgers worden geconfronteerd met de spreektaal van het Binnenhof en de ambtelijke Haagse schrijftaal. Radio en televisie brengen de debatten in de huiskamers. Actie- en belangengroepen vragen stukken van regering en parlement op om goed gedocumenteerd te kunnen reageren of ageren. Er zijn de afgelopen jaren vele maatregelen genomen om de afstand tussen bestuurders en bestuurden te verkleinen - en dat heeft ook de werkwijze van het parlement sterk beïnvloed; ‘Open Barend’ heeft zijn sporen nagelaten - maar de taal van de Haagse beleidsmakers is er naar onze indruk vaak de oorzaak van, dat er afstand wordt geschapen of bewaard. Onbedoeld?
Specialisten van de departementen of wie ervoor door willen gaan, creëren hun eigen vakjargon. Dat schept afstand, en afstand betekent bescherming: wie het niet begrijpt, is geen specialist, kan niet meepraten over het onderwerp. De specialisten in het parlement moeten laten blijken, dat zij het wel begrijpen en komen dus gemakkelijk in de verleiding om ook die taal te spreken. Zelf creëren politici ook geheimtaal. Zo wordt de taal van de Haagse beleidsmakers de taal van de overheid, niet een taal voor de burgers.
Wij pleiten er niet voor, dat er in ambtelijke stukken en politieke debatten uitsluitend eenvoudig Nederlands wordt geschreven, respectievelijk gesproken. Voor de behandeling van ingewikkelde onderwerpen heeft men een grote woordenschat nodig en vaak is het gebruik van technische termen en vreemde woorden niet te vermijden. Maar ook dan moeten elementaire taalregels niet met voeten worden getreden. En dat gebeurt wel, in woord en geschrift. Vaak is er sprake van taalverkrachting! Men schrikt soms van de taal in de witte stukken (dat zijn de gedrukte stukken, op basis waarvan in het parlement wordt gedebatteerd) en men zou schrikken als in de Handelingen letterlijk werd weergegeven wat gezegd is.
Voor het maken van het verslag moeten parlementsstenografen stukken lezen en spreektaal redigeren. Daardoor worden zij dagelijks geconfronteerd met vreemde taalcapriolen. Het leek ons een goede gedachte gehoor te geven aan de vraag van de redactie van Onze Taal om in een rubriek ParlemenTaal aandacht te besteden aan het taalgebruik van het Binnenhof. Wij zullen een tijd lang wat rotte appelen uit de Binnenhofse mand presenteren, in de hoop dat de verkopers zullen inzien dat zij die eruit moeten halen, omdat anders de gave ook worden aangestoken. Wij hopen dus, dat deze rubriek ook onder de aandacht van die verkopers komt, anders helpt het niet.
Wonderen van stilistische schoonheid en welsprekendheid verwachten wij niet als resultaat, maar misschien bereiken wij met onze speldeprikken toch iets meer dan de inmiddels ter ziele gegane ‘Commissie duidelijke taal’. Die commissie kende jaarlijks een prijs toe voor goed en helder Nederlands in overheidspublikaties, maar het aantal ter beoordeling ingezonden publikaties was al gauw op de vingers van één hand te tellen. Gezien haar officiële status moest de commissie zich beperken tot loven en kon ze niet kritiseren. Wij schrijven voor eigen rekening en kunnen dus wel een beetje de draak steken met modieuze woorden, tendensen, gewauwel, neologismen, stoplappen, jargon, taalconstructies die een glimlach teweegbrengen, en nonsens.
Het is niet de bedoeling, iemand in zijn of haar hemd te zetten. Daarom zullen wij het noemen van namen zoveel mogelijk trachten te vermijden. De lezers mogen erop vertrouwen, dat onze voorbeelden authentiek zijn. Dat geldt ook voor de ‘uitspraken van de maand’, waarmee wij elke aflevering zullen besluiten.