Een gezellige slok
Ik werd er me enige tijd later pas goed van bewust dat niet de woorden zelf maar de sprekers en hun innerlijk bepalend waren voor de aantrekkelijkheid. Ik las in de NRC van 20 januari 1984 (als oude, trouwe abonnee zegt u natuurlijk het Handelsblad) de koptitel: ‘Een gezellige slok, een mooie dame en een goede sigaar: allemaal dingen die bij mij horen.’ Woorden van de autocoureur/koopman Tonio Hildebrand, die in de rubriek Een kwestie van geld zijn mening gaf over het leven en over geld. Zijn negentiende-eeuwse naamgenoot draaide zich om en ik voelde steken in mijn borst en slikte moeilijk. Waarom? Ik dacht: hoe komt iemand ertoe om in dit verband slok te zeggen en dame? Maar waren die woorden op zichzelf ongehoord?
Ik wilde er een stukje over schrijven. Nu is/schrijven de beste methode om te ontdekken dat je nog niet geformuleerde oordeel op te weinig of de verkeerde argumenten is gebaseerd. Op woorden als goed, gezellig, mooi, slok, dame en sigaar is niets aan te merken, realiseerde ik me. Het zijn in andere contexten normale, ordentelijke woorden. De ergernis wordt gewekt door de combinatie van de woorden waaruit de ‘innerlijke gesteldheid’ van de autocoureur spreekt. De ‘dame’ behoort kennelijk tot dezelfde categorie genotsmiddelen als ‘slok’ en ‘sigaar’. Dat gevoel wordt nog versterkt door de verwisselbaarheid van de bijvoeglijke naamwoorden. ‘Een goede slok, een gezellige dame en een mooie sigaar’, het maakt voor de strekking van de woorden volstrekt niets uit. De woorden hebben zich op een verkeerde manier ‘losgezongen’ van hun betekenis. Ze zijn nietszeggend.