Hoofdbrekens
C.A. Zaalberg
Gemeentebesturen klagen over renteverlies dat te wijten is aan late betalingen van rijkswege. ‘Dat is een zorg die vele hoofdbrekens kost’, schreef een krant.
Dat vele is mooi. ‘Vele aanwezigen betuigden hun instemming.’ ‘Zij had vele bewonderaars.’ Veel mooier dan dat onverbogen veel. Zoals behoren in sommiger ogen of oren mooier is dan horen, reinigen mooier dan schoonmaken, reeds mooier dan al. Maar in het krantezinnetje was het nou net mis. Het zou onberispelijk zijn geweest als erna een woord in het meervoud was gekomen, zoals aanwezigen of bewonderaars. Maar hoofdbrekens is geen meervoud. De -s is de uitgang van de tweede naamval, die je ook hebt in weinig moois, iets aardigs, sommen gelds, stromen bloeds. Geleerden en die daarvoor willen doorgaan noemen deze speciale tweede naamval een ‘partitieve genitief’. (Misschien herinnert u zich dat het Frans er het woordje de voor gebruikt, dat dan ‘article partitif’ heet. De Fransen verbeelden zich blijkbaar dat hun de een lidwoord is.)
Hoofdbreken heeft geen meervoud, net zo min als bloedvergieten of kwaadspreken. Daar is het te vaag, te onbegrensd voor. Geologen (vooral als ze Duitse boeken bestudeerd hebben) kunnen voorkomens van een mineraal op de kaart aanwijzen, artiesten kunnen hun optredens tellen, maar de wethouder van financiën die zou zeggen: ‘Ik ben deze week vier hoofdbrekens te boven gekomen’ zou een taalgrapje maken, zoals een neerlandicus die zei: ‘Ik heb twee troosten.’