Ontbrekende verklaringen
De betekenisomschrijvingen in het Scheldwoordenboek zijn dikwijls vaag en verwisselbaar - onvermijdelijk, want er zijn honderden termen in omloop voor slechts een handjevol beschimpenswaardige eigenschappen. Maar toch: Laps maakt geen verschil tussen kluns en klojo - ze zijn allebei ‘onhandig’ - hoewel dat volgens mij duidelijk te onderscheiden types zijn (een klojo is kwaadaardiger).
Het is jammer dat we niets te weten komen over de frequentie en de verspreiding van de trefwoorden. De redacteur had dat zonder veel moeite uit zijn materiaal kunnen destilleren.
Ook de etymologie komt er bij Laps bekaaid af. In het artikel ‘eucalypta’ had de naam van Jean Dulieu niet mogen ontbreken, terwijl de herkomst van bediel, hulk, miss piggy, pino of space wuppie gemakkelijk getraceerd en vermeld had kunnen worden.
Anders ligt dat bij zulke raadselachtige neologismen als daab, dru, ruuks, stru of zwinglip. Soit, maar zo'n boekje wordt pas ècht leuk als het niet alleen beschrijft maar ook tracht te verklaren. Waar komen al die woorden op -o vandaan (bilo-X, dippo, dombo, ito, kontakto, wuppo)? Wat is de emotionele kracht van de klankgroep -ur- (augurk, boekenwurm, hapsnurker, janjurk, knurft, plurk, prolurk, schurftrochel, schurk, smurf, turf, turk)? Zijn er, behalve ka-boeng-kepok (‘iem. met een houten been’) méér scheld-onomatopeeën in gebruik? Op welke naïef-medische inzichten berust de creatie ‘klotskop’?