Een kwestie van vertalen
O. de Vries - leraar Duits, Leerdam
Graag wil ik de lezers van Onze Taal twee problemen voorleggen, die zich voordoen, wanneer we Duitse namen of bewoordingen binnen een Nederlandse context onvertaald willen weergeven. Probleem 1: Welk lidwoord plaatsen we bij Duitse benamingen, waarvan de Nederlandse vertaling een ander geslacht heeft dan het Duits?
Voorbeelden:
de/het Brandenburger Tor (de poort, das Tor)
de/het Militärgefängnis (de gevangenis, das Gefängnis)
de/het Hauptbahnhof (het station, der Bahnhof)
de/het Alexanderplatz (het plein, der Platz, maar de plaats!)
de/het UFA-Palast (het paleis, der Palast)
de/het Wienerwald (het woud/het bos, der Wald).
De vraag is, door welke taal men zich moet laten leiden en tot welke consequentie de keuze voor een van twee leidt.
Probleem 2: Hoe te handelen met de uitgangen van het Duitse bijvoeglijk naamwoord (al dan niet zelfstandig gebruikt) wanneer we een naam of een stukje Duitse tekst onvertaald willen laten staan? Dit is een punt waar keer op keer verlegenheid lijkt te bestaan. Nogal eens verraadt een journalist het gebruik van een Duitse uitgangstekst, wanneer we lezen, dat iets in de ‘Süddeutschen Zeitung’ stond of dat er veel verbeterd is sinds de invoering van het nieuwe ‘Taktfahrplanes’. Dit is natuurlijk allebei zonder meer fout, maar iets moeilijker wordt het al, wanneer wordt geschreven dat iets werd vermeld in de ‘Rheinischen Merkur’: moet dit nu correct heten in de ‘Rheinische Merkur’ of in de ‘Rheinischer Merkur’? Met andere woorden: gaat hier het Duitse taalgevoel (na een bepaald lidwoord nooit een bijvoeglijk naamwoord op -er) meespreken of niet? De krant héét ‘Rheinischer Merkur’.
Een paar citaten (NRC, 28 dec. 1984): Kohl in lastig parket door ‘Heimatvertriebene’. Deze ‘Heimatvertriebenen’ vormen (...) een machtige lobby. Twintig jaar lang moesten de Heimatvertriebenen... (zonder aanhalingstekens). (Volkskrant, 22 okt. 1984): Een type (...) zegt een ‘wunderschöne Preussenadler’ te hebben bemachtigd. Moet het nu -e of -en zijn, -e of -er? Iemand zegt in een interview ‘das waren meine erfolgreichsten Jahre’. Moet een journalist, die voor de sfeer het Duitse woord wil laten staan, nu schrijven, dat het zijn ‘erfolgreichsten’ jaren zijn geweest of zijn ‘erfolgreichste’? ‘Die goldenen 20er Jahre’ zijn een begrip: spreken wij nu van de ‘Goldenen’ of van de ‘Goldene 20erJahre’?
Ten slotte nog een zelfstandig gebruikt bijvoeglijk naamwoord, namelijk ‘Grüne(r)’. Men stelle zich weer de situatie voor van een journalist, die een interview heeft afgenomen en verslag doet:
Duits: ‘Ich als Grüner würde da nicht mitmachen.’ Weergave:... dat hij daar als Grüner/Grüne niet aan mee zou doen...
Duits: ‘Wir wollen mehr Grüne im Parlament.’ Weergave:... dat ze meer Grüne/Grünen in het parlement willen...
Duits: ‘Die Grünen haben sich immer dagegen gewehrt.’ Weergave:... dat de Grünen/Grüne zich daar altijd tegen verzet hebben...
Vindt u dit voorbeeld gezocht, omdat je net zo goed ‘Groene(n)’ kunt schrijven, vult u dan ‘Heimatvertriebene/r/n’ in. Het probleem waar het om gaat, is elke keer de vraag, welk ‘taalgevoel’ moet overwegen, het Duitse of het Nederlandse. Ik ben er niet uit.