Apologische spreekwoorden
Jury Ludens Lingua
De eerste aflevering van Ludens Lingua in het meinummer leverde ondanks vermanende woorden in het volgende nummer toch nog 35 inzendingen op, dat wil zeggen slechts 386 apologische spreekwoorden. U weet nog wat een apologisch spreekwoord is?
Alles met mate, zei de snijder, en hij sloeg zijn vrouw met de el.
Een apologisch spreekwoord bestaat altijd uit drie delen: het gezegde, de spreker en de aanduiding van de situatie. Essentieel is het komisch effect. Het gezegde moet op de situatie slaan als een tang op een varken.
Na terzijdelegging van scabreuze briefkaarten en na ampel apologen heeft de jury, bestaande uit Battus, Nico Scheepmaker, Ivo de Wijs en de redactie, besloten via loting een prijs toe te kennen aan de inzendingen met de nummers 4, 30 en 37. Over de uitslag kan gecorrespondeerd worden, zei de jury, en zij plakte de brievenbus dicht. Lees jaloers deze selectie uit de correspondentie, koop zelf Allemaal mensen... Apologische spreekwoorden van dr. C. Kruyskamp of lees Ferdinand Huyck, en ding mee naar een andere prijs die u in het volgende nummer zal worden voorgespiegeld.
(De naam van de inzender is vermeld nà de selectie uit de inzending.)
1. Je moet er maar opkomen, zei de kip, die een struisvogelei wou uitbroeden.
2. Panta rhei, zei de vrouw, en ze belde de loodgieter. (Sj. v.d. Berg, Emmen)
3. Een dracht maakt macht, zei het meisje, en ze stopte met de pil.
4. Kruis of munt, zei de non, en ze trouwde met een bankier.
5. Fiat, zei de Paus, en daar ging hij in zijn Mercedes.
6. Ik heb er genoeg van, zei de apotheker, en hij deed drie vesperaxen in de whisky van zijn vrouw. (mw. G. Boersma, Amsterdam (prijs))
7. Oôlle bitjes ‘elpe, zei 't wuufje, en ze piste in de zêê. (A. de Boo, Kwadendamme)
8. Ze kunnen opvliegen, zei de stakende verkeersleider toen de gestrande passagiers hem van hun boosheid deden blijken. (J.P. van Bruggen, Rotterdam)
9. Overdaad schaadt, zei Truus parmant, en vleide zich op het nudistenstrand.
10. Aan alles komt een eind, zei de schrijver, en hij zette zijn handtekening onder de tekst. (J. Coenen, Den Haag)
11. De beste brijster laat wel eens een steek vallen, zei de MAVO-ster, en ze liet dit zo staan. (H. Cohen, Brussel)
12. Geef mijn portie maar aan fikkie, zei de pyromaan, en hij gooide nog wat hout op het vuur. (P. Damstra, Eindhoven)
13. Dat is niet in de haak, zei de sportvisser, en hij miste de snoek. (mw. M.v. Gerwen-van Maastrigt, Roelofarendsveen)
14. We zullen wel zien, besloot zij, en deed het licht uit. (B. Hermens, Hamburg)
15. Hoe meer zielen, hoe meer vreugd, zei de gek, en hij knuppelde iedereen dood. (mw. G. Hulster, Doorn)
16. Dat slaat nergens op, zei de timmerman, en hij miste zijn nagel. (mw. D. Huijskens, Breukelen)
17. Bij wijze van spreken, zei de man, en hij hield zijn mond.
18. Je kunt me niet om de tuin leiden, zei de flatbewoner, en hij stapte op zijn balkon. (D. Wiggerink, Breukelen)
19. Beter olie op de golven dan olie op het vuur, zei de machinist, en hij loosde zijn vuil op zee.
20. Ze zal een toontje lager moeten zingen, zei de disc-jockey, en hij verlaagde het toerental van de plaat. (J. de Jong, Den Haag)
21. Poppetje gezien, kasje dicht, zei de vrouw, en ze stompte de voyeur op zijn oog.
22. Dat luistert nauw, zei de BVD-er, en hij stak zijn oor in de spleet. (R. Kat, Amsterdam)
23. Uit het oog, uit het hart, zei de blinde, en hij scheidde van zijn vrouw.
24. Schrijven is blijven, zei de auteur, en hij ging nog niet naar huis. (mw. A. v.d. Leden, Alphen a.d. Rijn)
25. Komt tijd, komt raad, zei de zakkenroller, en hij pikte het horloge van de advocaat. (A. Mudde, Geldrop)
26. Alle beetjes helpen, zei de schippersvrouw, en ze blies in 't zeil. (L. v. Nigtevegt, Huissen)
27. Da's een strop, zei de boef toen hij de galg kreeg.
28. Dat slaat als een tang op een varken, zei de meid toen de vrouw haar man kastijdde. (H. Ottens, Zwolle)
29. Oost west, thuis best, zei de rover, en hij vertrok met de noorderzon. (J. v.d. Pol, Eindhoven)
30. Klein maar fijn, zei de vrek, en hij deed een cent in de collectebus.
31. Onderzoekt de schriften, zei de koster, en hij controleerde het huiswerk van zijn zoon.
32. Zoals het klokje thuis tikt tikt het nergens, zei Karin, en ze meldde zich bij het JAC.
33. Hoor en wederhoor, zei de advocaat, en hij nam alles op de band op.
34. Wilt heden nu treden, zei de wijnboer, en hij waste zijn voeten.
35. Na veel vijven en zessen, zei de spuit, en ze gaf modder. (L. Rang, Driebergen (prijs))
36. Hoe later op de avond, hoe schoner volk, zei hij, en hij liet een pokdalige binnen.
37. Geen nieuws is goed nieuws, zei hij, en hij verscheurde heel zijn post. (mw. A. Verbiest-Meijer, Breda (prijs))
38. Alle goede dingen in drieën, zei een ezel, en hij stootte zich voor de tweede maal aan een steen. (E. Verheijen, Buchten)
39. Holle vaten klinken het hardst, zei de kuiper, en hij sloeg de ton in duigen, (mw. J. Vink-Doeksen, Amersfoort)
40. 't Is monnikenwerk, zei de non, en ze bemerkte dat ze zwanger was. (J. Vroon, Geldermalsen)
41. Ik ben geen hoogvlieger, zei de piloot, en hij vloog rakelings langs de Domtoren. (H. Walscheid van Dijk, Utrecht)
42. Wie niet horen wil moet voelen, zei de moeder, en zij liet het kind aan de oren opereren. (mw. P. Welten-Frederiks, Bergeijk)
43. Dit moet het einde van de zitting zijn, zei de voorzitter, en hij zakte door zijn stoel.
44. Daar zie ik niets in, zei de minister, en hij kreeg blanco volmacht.
45. Mag ik zo vrij zijn? vroeg de gevangene, en hij sloeg zijn bewaker neer. (H.P. Winkelman, Hoogeveen)