Aaneenschrijven of niet?
Dr. W.J. Nijveld - Amsterdam
Het onderwerp ‘aaneenschrijven of niet’ is al verschillende malen in Onze Taal ter sprake gekomen; het vorig jaar bijvoorbeeld op blz. 42, 108 en 149. Toch waag ik het opnieuw een duit in het zakje te doen.
Ik heb me afgevraagd: Waarom (of waardóór) maakt men deze fout? Hierover valt het volgende te zeggen: 1. Men kent de uitspraakregel niet. Ik heb meermalen rapporten en dergelijke beoordeeld. Als erboven stond ‘Laboratorium rapport’ (twee woorden), dan kon ik soms de verleiding niet weerstaan, de schrijver op de uitspraakregel attent te maken. Spreek het maar eens uit. Iedereen doet dit automatisch goed, met de klemtoon op .. tó.. Als ik dan zei: ‘je spreekt het toch als één woord uit’, dan was de reactie vaak: ‘hé, ik wist niet dat het zo eenvoudig was’. Eenvoudig? Niet altijd; ik kom onder 3 hierop terug.
2. In bijna alle namen van organisaties, verenigingen, etc. worden de woorden los van elkaar geschreven. De voorbeelden liggen voor het grijpen: Nationaal Jeugd Orkest, Energie Centrum Nederland, Wereld Gezondheids Organisatie, enz. Mijns inziens bestaat er een behoefte, de bestanddelen van de naam afzonderlijk goed uit te laten komen, mede met het oog op de te gebruiken afkorting.
Hierbij hebben we ons blijkbaar neer te leggen, alhoewel het koppelteken geen invloed op de leesbaarheid zou hebben. Het Nederlands Normalisatie-Instituut doet het correct.
3. De uitspraakregel geeft soms verschillende resultaten, al naar gelang het woord uit twee of uit meer delen bestaat.
a. Dat rubberboom één woord is, zal niemand bestrijden. Maar rubber slang zal meestal als twee woorden worden geschreven, en rubber handvat zeker. Hier is de verklaring eenvoudig: in de laatste voorbeelden is ‘rubber’ een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord geworden, terwijl het in rubberboom een materiaal was.
Bij andere stofnamen wordt het wel eens moeilijker. ‘Polystyreenschuim’ is mijns inziens één woord, ‘polystyreen schuimmassa’ daarentegen twee. Waarom het in het tweede woord wèl een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is en in het eerste niet, is mij niet duidelijk.
b. Twee andere voorbeelden waar het zelfstandig naamwoord een bijvoeglijke betekenis krijgt, zijn standaard en minimum (of maximum).
‘Standaardproef’ is nog één woord, maar ‘standaard proefomstandigheden’ twee woorden (hoewel ook soms met koppelteken). ‘Standaard’ krijgt hier een bijvoeglijke betekenis. Ik zag het zelfs een keer als bijwoord gebruikt namelijk in de zin: Standaard zijn ze uitgevoerd met... (het ging over computers).
‘Minimumloon’ is duidelijk één woord, evenals ‘minimumsnelheid’ (al of niet met koppelteken). Maar in minimum doorstroomsnelheid leert de uitspraakregel mij dat het twee woorden zouden moeten zijn, hoewel ik ook hier nog de neiging zou hebben, een koppelteken te schrijven.
c. Moeten we ook in Wereld Natuur Fonds aan het woord ‘wereld’ een bijvoeglijke functie toekennen? Als er ook een Nederlands Natuurfonds zou zijn, dan is het eerste woord gewoon bijvoeglijk. Bij ‘wereld’ gaat dat wat moeilijker, want ‘werelds’ heeft al een andere betekenis.
d. En wat te doen met Rijks Planologische Dienst?
4. Merknamen zou ik bij voorkeur los willen schrijven, hoewel het Groene Boekje ons leert dat Karel I-sigaar een koppelteken krijgt (ook volgens de uitspraakregel). Maar meestal hoort men ze los van elkaar: Becel margarine, Amarol grondverf, Hofnar sigaar.
Het valt mij op dat technische tijdschriften, vooral in ingezonden artikelen, zondigen tegen het aaneenschrijven; bij een enkele blik ziet men al woorden als: stikstof inlaat, temperatuur regelaar, analyse kolom, enz. Daar is de uit-spraakregel zeker niet in ere!
Eventueel commentaar zie ik gaarne tegemoet.