Discussie
De spelling van de persoonsvorm
F. van Tuil - docent Nederlands MBO, Leiden
De spelling van het werkwoord vormt in het taalonderwijs een tijdslurpende hindernisbaan, om maar te zwijgen van legio andere spellingvoorschriften. Elke leerling neemt vanuit zijn vooropleiding, vanaf de lagere school, wat de spelling van het werkwoord betreft, ezelsbruggetjes en andere goedbedoelde regeltjes mee die - later - in de praktijk ofwel vergeten zijn ofwel verkeerd worden toegepast.
De essentie van de moeilijkheden bij de spelling van het werkwoord is het onderscheid tussen de persoonsvorm, het voltooid deelwoord en het als bijvoeglijk naamwoord gebruikte voltooid deelwoord.
Hoe maak je dat onderscheid nu zo simpel mogelijk duidelijk? Mijns inziens door zo min mogelijk regels te leren en te hanteren. Regels die lang niet altijd opgaan moeten we in het taalonderwijs van onze moedertaal gewoon weren. Dat voorkomt moeilijke discussies die van elke boom een bos dreigen te maken.
De persoonsvorm (p.v.) is de meest voorkomende werkwoordsvorm. Bij mijn weten zijn er ten minste 4 manieren om de p.v. in een zin te herkennen:
1. als je de zin vragend maakt, komt de p.v. voorop (afschaffen, want gaat dikwijls niet op),
2. als je het onderwerp van getal verandert, dan verandert de p.v. mee (afschaffen, want de juiste bepaling van het onderwerp en het getal vragen van de docent een uitleg die de leerling op allerlei dwaalsporen kan brengen),
3. in de hoofdzin staat de p.v. onscheidbaar naast het onderwerp (afschaffen, want dan krijg je problemen bij het omzetten van een bijzin in een hoofdzin),
4. de p.v. is het enige werkwoord in de zin dat van tijd kan veranderen (prima regel omdat die - in welke lange, ingewikkelde zin dan ook - altijd zonder veel moeite toepasbaar is).
De term persoonsvorm zou ik willen vervangen door de term: veranderingswerkwoord (v.w.) omdat die de leerling of taalgebruiker sneller op het juiste spoor zet. Hierdoor is het mogelijk om zonder voorkennis van bepaalde redekundige categorieën snel deze werkwoordsvorm te herkennen en daarna goed te spellen. Het voltooid deelwoord en het als bijvoeglijk naamwoord gebruikte voltooid deelwoord kun je derhalve van een v.w. (p.v.) onderscheiden omdat die niet (van tijd) kunnen veranderen.
De laatste letter van het voltooid deelwoord vraagt nog steeds om de evergreen 't kofschip. De toegepaste methoden: verleden tijd van maken zodat je kunt horen welke letter je moet hebben, en: het woord langer maken, gaan lang niet altijd op (genies-, geschrob-?). De omschrijving: een voltooid deelwoord begint met ge-, be-, ver-, ont-, gaat alleen op als het hele werkwoord niet met een van deze voorvoegsels begint en is dus onbruikbaar. Een zinnige regel lijkt me wel: een voltooid deelwoord kan in díé zin niet van tijd veranderen en wordt vergezeld van een hulpwerkwoord (meestal een vorm van hebben, zijn, of worden). De spelling doen we via 't kofschip. De spelling van het als bijvoeglijk naamwoord gebruikte voltooid deelwoord luidt: zo kort mogelijk; als het voltooid deelwoord op een t of d eindigt, dan krijgt het bijvoeglijk naamwoord een e op het eind; eindigt het voltooid deelwoord op -en, dan krijgt het bijvoeglijk naamwoord ook -en op het eind. Hoe deze woordsoort te herkennen? Via de vervangingsproef met andere, simpele bijvoeglijke naamwoorden. Ik ben benieuwd of in den lande collega's een simpele, doelmatige, niet-gangbare leermethode voor de werkwoordsvormen hebben ontdekt en succesvol overbrengen.