Welteren en aanpassen
Tot aan de jaren dertig kon het woord bezuiniging zich zonder concurrentie van andere aanduidingen handhaven. Misschien werden in de opgaande conjunctuur de gevolgen minder gevoeld. Dat duurde tot 1932. In dat jaar verscheen een van de vermaardste bezuinigingsrapporten uit onze vaderlandse geschiedenis, het rapport van de Staatscommissie Welter.
Weker maakte onderscheid tussen bezuinigingen op korte termijn en bezuinigingen op de lange baan. De laatste noemde hij
bezuinigingen in perspectief.
Deze vondst, die in originaliteit later niet meer werd geëvenaard, is bij de bewindslieden ten onrechte in het vergeetboek geraakt. Hij bood de minister die het rapport Welter had uit te voeren, De Geer, ongevraagd een excuus voor de soberheid van zijn directe bezuinigingsresultaten. Door de grote weerstanden tegen de voorstellen kwam er van de realisering niet zoveel terecht. Het gevolg was wel, dat in de volksmond de uitdrukking
welteren ingang vond. Het woord was jammer genoeg een te kort leven beschoren om de eerstvolgende nieuwe druk van Van Dale nog te halen.
Een geducht bezuiniger uit het midden van de jaren dertig was de heer Colijn. Hij liet het ondankbare werk in de eerste plaats over aan zijn minister van Financiën, Oud, maar toch is het de naam Colijn die voor altijd verbonden zal blijven aan het begrip aanpassen. Colijn ondervond niet zoveel waardering voor zijn aanpassingspolitiek maar hij maakte er wel geschiedenis mee. Sinds Colijn is het woord aanpassen besmet en geen politicus zal het, in de Colijnse betekenis, nog in de mond nemen.